r NIEUWS- Ei 25 Junij 1849. N°. 25. KALEIOOSKOOP. ZWOLLE, DEVEMTESS, Dit blad verschijnt geregeld alle Zalurdagen. De Prijs van bet abonnement is voor Zwolle, Deventer, Zutphen en Apeldoorn 75 cent in de drie maanden; overal elders franco per postST/jcent. Alle post kantoren nemen bestellingen aan. De prijs der Advertenliën is van één tot vijf regels 50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve 55cent zegelregt bij iedere plaatsing. ZïfïPHEK, APELEOOïïlV. De AdverlenliCn moetffn vóór Vrijdag middag vier uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moelea franco geschieden hetzij door bemiddeling der Post kantoren of te Zwolle bij W. E. J. Tjbenk Willink; DeventerA. Ter Gunne; ZutphenJ. IJMellinx; ApeldoornB. Gunning. De heer Sloet tot Oldhuis heeft in de zitting van 11 Junij Kamer en Land eene slechte dienst gedaan. In de N. Rott. C. van 8 Junij had een berigt gestaan, waarover niet alleen de Vertegenwoordiging, maar al wie eeni» belang in zijn land en in de algemeene zaken stelt, zich°hoogstens moet verontrusten. Z. M. zou namelijk aan verscheidene officieren te kennen gegeven hebben, dat het met de roeping van een krijgsman niet overeenkomt zich met staatkundige aangelegenheden te bcmoeijenen dat Hem zoo danige bcmoeijing hoogst onaangenaam is. Z. III. moet zelfs hebben verklaard ongaarne te zien, dat officieren hunne mee ning omtrent militaire onderwerpen, dus omtrent hun eigen vak wanneer namelijk die meening niet met de zienswijze der Regering overeenkomt in het openbaar, en veel min der nog in geschrift bekend maken. Z. M. zou zelfs zoo ver »egaan zijn van tot voorbeeld een stuk van een zeer bekwaam en°geacht officier onlangs in de Gids geplaatst, aan te halen, met bijvoeging van bedreigingen van onaangename verplaat- sin» enz. terwijl men ook heeft opgemerkt, dat noch die ver dienstelijke officier, noch andere, die blijken gegeven hadden eene meening omtrent de hooge belangen van hun vaderland te hebben, bij de jongste zoo milde regenbui van decoraties, onder het getal der begunstigden zijn opgenomen. Wij zwijgen van den ongunstigen schijn van bekrompenheid en onvrijzinnigheid, dien het berigt, zoo het waarheid be helsde, zou werpen op den koning en zijne regering, en hoe ingenomen met eigen ideën hoe afkeerig van het onderzoek van het vernemen zelfs van anderer meening, hoe warsch van openbaarheid hoe beducht tegen het vormen eeher alge meene opinie het beide zou doen voorkomen. Dit alles is zeker er», en de overweging dat men de stoutheid heelt in deze dagen er onbewimpeld voor uit tc komen moet wel nadenken cn bezorgdheid'wekkenmaar er is iels nog ergers in dit berigtiets van nog meer belang voor ieder die geroepen wordt, of zich geroepen voelt, belang te stel len in cn mitsdien kennis te nemen van 's lands zaken dat is, dat de Regering met dom geweld eensklaps eene bron wil stoppen, die zoo rijkelijk ter inlichting der na tie in eene moeijelijkc en het algemeen vreemde, maar hoogst belan»rijke zaak gevloeid heeft. Ieder weet thanswelk een groot aandeel het Ministerie van Oorlog gehad heeft in de onverantwoordelijke verspillingendie onze schatkist lot den toestand gebragt hebben, waarin zij zich thans bevindt, en kent de menigr uldige misbruiken cn te hoog opgevoerde inrigtingen bij Oorlog en Marine, welke ook thans nog be staan en hardnekkig worden gehandhaafd; terwijl men de kennis dier verspillingen cn misbruiken, even als een beter mzigt omtrent s lands defensie en zeewezen cn de mogelijk heid om een- oordeel over die zaken te vormen hetwelk ten minste voor den volksvertegenwoordiger onmisbaar is zoo dat zelfs omtrent sommige punten eene publieke opinie heeft kunnen ontstaan hoofdzakelijk te danken heeft juist aan die bemoeijingen van bekwame officieren met staatkundige aan gelegenheden. en vooral aan" de openbaring hunner meefiing omtrent militaire onderwerpen en aan hunne geschriften. Het noodlottige van deze gezindheid der Regering komt nog meer uit, wanneer men bedenkt, dat zij eene gansche klasse van Nederlanders, waaronder men de meest vaderlandslie vende, met groote kundigheden versierde, met het rijpste oordeel begaafde mannen telt, vcroordeelen wil om al die gaven en hunne veelzijdige ondervinding in zich op te sluiten, er niets van ter bevot-dering van het algemeene welzijn te openbaren dat zij die zoo door studie en ondervinding zelf standige mannen verlagen wil tot enkel blinde dienstdoeners met geen ander verstand dan hun reglement, gcene andere opinie dan de orders van den dag. Zoo was de zaak ingezien door anderen en onder de leden der Tweede Kamer door den heer van Eetdie, reeds drie dagen nadat het artikel bekend geworden was, in de ge- nocitfde zitting het woord er over opvatte om te zeggen, dat het hem met diep leedwezen vervuld hadzoo als hij ver trouwde, dat bij alle leden, die dat artikel onder de oogen gehad haddendezelfde gewaarwording er door zou te weeg gebragt zijn. Verder vermijdende om het artikel letterlijk voor tc lezen wijl de naam des Koning® huiten de beraad slagingen in de Kamer behoort te blijven, en zij slechts met de verantwoordelijke ministers tc doen heeft, deelde hij er slechts omstandig den inhoud van mede. Juist toen hij aan de gevolgtrekkingen omtrent dergelijke voornemens bij de Re gering toe was, viel hem de President, om niet iets ergers te zeggen op eene onheuscne wijze in de reden niet de aan merking, dal hij wenschte te welenivat de bedoeling des sprekers was!! Verder beging de President den grooten bok er bij te voegen: dat, als hij plan had den Min. van oorlog te interpelleren, hij dan de door hem verlangde vragen (d. i. de vragen, welke de heer van Ecic zou verlangen te doen) geliefde op te geven ten einde hij de Kamer zou kun nen raadplegen over het al of niet toestaan van hot verlof tot interpellatie. De heer van Jxk was blijkbaar niet verdacht geweest op zulk ccne onparlementaire afbreking zijner rede, cn er eenigzins door uit het veld geslagennoch ook gevat op de fout, welke de President beging door een eisch te doen, waarvan het Reglement van orde geen woord spreekt. Hij vatte zijne rede niet weer op, doch antwoordde, dat het zijn doel was om, naar aanleiding van hetgeen hij gelezen hadde Ministers van Oorlog en Marine te interpelleren. De Voorzitter, in zijne misvatting ten aanzien van het Reglement volhardende, verleende daarop het wooid om de vragen, welke hij voornemens was te doen aan de vergade ring nicde tc deelen en de heer van Ecu had de onvooizig- tighcid om, waarschijnlijk onvoorbereid, aan die aanmaning gehoor te geven. Hij stelde twee vragen vooruit over het niet decoreren van verdienstelijke officieren, terwijl dc derde de hoofdzaak bevatte cn waarop het hier enkel aankwam namelijk: »of het het voornemen is van de Ministers van Oor log en Marine om teggn te gaan en-ch5«r onthoudirjgVvan eerbetoon of promotie, of op cenigt andere wijze te/Delettcn de uiting der gevoelens omtrent {/ofitiekejof krijgskufldige on derwerpen door officieren van he^Nodérlaiidsl;»; leger, wan neer die gevoelens in strijd zijij) ruet de dehktöijzp van het Gouvernement." V j f V Fluks was de heer Sloet bij dVRarfd~«n "niet/eent; gaau- wigheid, een beter doel waardig ,Xjrukto h'ij het'mindere op

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 1