aangezigt mag lalen grieven, beleedigcnhonen. Daartoe is bij te lang advokaat geweest: of zijn persoon en karakter gecompromitteerd wordt, maakt niet uit; hij heeft slechts te zorgen, dat zijn post niet "gecompromitteerd wordt, dat is zijn ware standpunt. 3\Ict een onvergelijkelijk sanglioid zeide bij, dat zulke herinneringen aan verandering \an gevoelen in de Kamer niet te pas kwamen, omdat zij met betrekking tot de zaak niets in de schaal legden. De taak, welke men in deze vergadering te vervullen had, bestond daarin om te onderzoeken de zaak, die aan de beraadslaging is onderwor pen, om na te gaan, wat voor of tegen die zaak pleit. Het doet er niets toe te weten, hoe deze of .gene vroeger of later hebbe gedacht of gezegd dit alles is met geput uit de zaak zelve enz. enz. Ook was hij geen bondgenoo van den heer Tiiorbecke geweest, want - N.B, - het stelsel werd thans voor het eerst voorgedragen' Nu is de heer de Kempenaer reeds zoo ver, dat hij van zijn standpunt en in zijne betrekking het vroegere bondgenootschap met den heer Thobbecke zoekt te verloochenen, loch waren zii tot het ontwerpen der wijzigingen, gedurende al den lijd dat den heer Tiiobbecke het werk deed cn men hem niet wel missen kon, te amen. Maar toen het er op aan kwam om te transianeren, om «der natie een rad voor de oogen te draai- jen en° het den koning en der aristocratie naar den zin te maken en het wezenlijke, waarom bet de natie te dóen was vereenvoudiging cn bezuiniging en loijale ontwikkeling der vriizinnwe bepalingen van de gewijzigde grondwet, op den achtergrond te schuiven, toen waren zij niet meer te zamen. Toen werd de advokaat Minister, en dc professor keerde naar Leijdcn terug, zoo als hij gegaan was, regt en slecht en het werk doende, waartoe hij geroepen -yvordt, hetzij zijne taak hem roept aan de behartiging der hooge belangen van het land, hetzij der belangen zijner studenten; altijd de zelfde, op wat standpunt hij sta, d. i helder van hoofd om-eet van zin cn vlug in 't werk. üe Minister bleef in den Haa», klom op zijn hoog standpunt, beschouwt van daal de zaken uit het waie oogpunt, namelijk, dat een Minister er zich op moet toeleggen om het den koning en de hooge fatsoenlijke menschen naar den zin, co het voor zich zelvpn zoo voordcelig en gemakkelijk mogelijk te maken, cn dan ieder te laten pratenwat hij wil. is méér voor ons dan een piegtig eeremoniespeldan een tnooi- aangekleed rendezvous voor hceren en dames van importantie. I-Iij verbindt den koning aan het volk, en zulks door eed en huldiging. Moge bij een keerpunt zijn in de manier van re geren0 blijven na beden onze bewindslieden den ouden' weg betreden, dan is bet een treurige dag. Dc koning zou ei- steeds onschendbaar om heeten maar toch de koning vermag bijna alles bij ons. In Groot-Brittannie heeft de koning of koningin permissie om een schitterende en gracieuse nut te zijn °Bij ons hebben de ministers permissie om naar de pij- Wen der regering te dansen. Maar ook onze regering, al is zij te vatten als een aal bij den staartschuilt toch voornamelijk in de hofstad, en doet niets liever dan den koning en het Oranjehuis naar de oogen te zien. Wil nu de koning den beteren weg in, dan, en dan alleen, is cr hoop. Hebben wij tot nu toe oudeï- den nieuwen koning kleine bijzonderheden kunnen opmerken die eenige vices gaven dat kan toegeschre ven worden aan de drukten van het oogenbbk. Een voor beeld hoe zulke zaken geheel buiten den koning omgaan zien wij in het programma van het feest van heden. Het pro gramma kan zakelijk goed en doelmatig zijn; maar hoe komt een privaat persoon, een huisbediende des koning?, dat uit te schrijven? Hoe komt die schriftuur gedrukt bovenaan in de Staatscourant, op de plaats voor wetten, besluiten en officiële t 11 ij? 's Konings besluit waarbij de dag bepaald is, stelt dien" persoon niet in commissie. Heeft dan de regering hem te werk gesteld? De diplomaten worden volgens het programma uitqenoodigd tot hetgeen van hen verlangd wordt. Maar, wat de koning, de staten-generaal en alle overigen zullen uitvoe ren staat er in vermeld bij wijze van bevelof althans van voorsnelling. Ach, niemand zal wel daarom van het voorge- srhi-evene afwijken. Om zulke wisjewasjes, al zouden ze bok ken moeten heeten, maakt de nederlander geen geharrewar. Ook wii maken-de bemerking niet, om uit de hoogte neder te zien op den stand der huisbedienden. O neen, die stand is nuttiger dan menig andere, en menig dienstbare iseerbied waardiger dan zijn meester, of een voorbeeld van stille voor treffelijkheid. Die stand is ook zoo miskend, dat, als er apen en uilen op stelten onder zijn, deze toch wei eens ker mis rooien houden. Als ze ons maar niet te lastig op den nek dansen° dan laat ze eens dansen. En mogten er, ingevolge de danspartij, of krachtens het programma, beertjes voor de Rekenkamer komen; d,aar moet ieder het gevolg van zijne onvoorzigtigheid afwachten. De groole zaak is heden, dat onze koning den eed zweert. Zouden wij den wensch uiten, dat de koning dien ook houden moge? Wel Foei! Hebben wij dan reden van vrees daaromtrent? Dat gelooven wij niet. Integendeel, wij hebben gemeend, opregthciil en waarheid te mogen opmerken in 's konings karakter. Veeleer hopen cn verwachten wij, dat juist de koning den eerbied voorden eed bij onze regering zal opbeuien. ^lot nu toe trok de regc- rin» het voorschrijven van- en het beschikken over eedeti zoo veel mogelijk aan zich terwijl de hoofdzaak cn de weg tot fortuin was, dat ieder zich plooide naar hare belangen cn stokpaardjes. Als nu die heeicn en knechten zelve zich naar den koning plooijen daar is bij gewonnen naarmate dc konin^ den goeden weg in wil. Waarom zouden wij den koning mis° trouwen, zoolang de ondervinding cr geene reden toe geeft? Zoo wij hem verheven bevinden boven den ouden geest van schijn en van inhaligheid, dan mogen jv ij immers vertrouwen dat onder hem de Grondwet en de wetten nagtjeefd zullen worden, in plaats van ontdoken; dat onder hem ftt gebreken der Grondwet en der wetten verbeterd zullen worden in plaats van verbloemd en vastgehouden; dat onder hem dat werk rond en pront zal verrigt wordenzonder slagen om den arm zoo als gedurig op nieuw aan den dag kwamen voor de hanglip van den steeds hopcudcn nederlander. Neen zeker, wij mogen ecnen beteren tijd verwachten. Want, van dp grofste zijde zelfs, van ilc zijde der berekeningen voor het familie-belang, zou het een onbegrijpelijk waagstuk zijn, zoo niet eindelijk dc derde Oranje-koning voor de levensbeginsels van land en volk handen uit de mouw stak, zonder onikno- perij of knoeiwerk, zonder verwaande koppigheid, zonder diefstal van magt, zonder vetmesterij van den Hangen andere gelukskinderen, langs den weg van wettigheiden van waarheid. De Heer Rejjndebs, lid der Tweede Kamer, uit Groningen beeft bij gelegenheid der discussie, over het wetsontwerp van wachtgelden enz. beweerd dat den ambtenaren geene wettige aanspraak op wachtgeld behoort toegestaan te worden. i> Immers (zegt hij) bij de in 18T7 voorgedragen wet omtrent de ondersteuning van behoefligen werd gezegd «dat niemand regt op onderstand heeft." Dit beginsel vond algemeen bij val en zal men nu dergelijk regt bestendigen door het vcr- leencn van wachtgeld?" Het spreekt van zeiven dat vele budgetschuimers, die de overeenkomst van ondersteuning van behoeftigen en wachtgeld niet willen erkennen zich hierdoor ongemakkelijk op de teenen voelden getrapt, en dit een boerschen uitval noemden. Of de man echter den spijker niet op den kop geslagen heeft, mogen onbevooroordeelden beslissen. Hadden de ambtenaren gedurende hun diensttijd geen goed tractement gehad, dan ware het iets anders; maar nu zij voor hunne diensten ruim beloond zijn wat is bet dan (lat zij later van de noodpenningen van 't arme volk nog trekken? Teregt zegt dc Gron. Ct. dat, indien in de laatste 30 jaren al onze leden der Staten-Generaal hadden gesproken en gestemd als nu Reijnders het Nedcrlandsche volk bewaard zou zijn gebleven voor den zwaren schulden last, waaronder het nu gebukt gaat. [Ten blijke onzer onpartijdigheid, en dat bet ons alleen om waarheid te doen isplaatsen wij bet onderstaande in* gezondene, hoewel er meer in gcëxclamecrd dan bewezen wordt, en de zaak er dus genoegzaam in status quo door b lij ft. Red.] AeltaissssjE'tsfac £e Oisastsci'seSsiïss®. Jlc haat den man die met zijn vuile zwadder Zijn eremnensch bespat Eu met zijn tont} (jespilsl gelijk een adder Zijn goeden naam beklad! Deze regelen van een dichter uit den ouden tijd hebben wij gemeend te mogen toepassen op den schrijver van de vraag oijitrent de administratie te Ommerschansvoorkomende in no. 17 van den Kaicidoskoop. Een naauwgezet en onpartijdig onderzoek omtrent die vraag, •zoowel in liet belang der zaak ajs in dat der personen heelt ons de volkomene overtuiging gegeven, dat de inzender van dat stuk niet heeft geschreven met het doel om door publi citeit te trachten bestaande gebreken te verhelpén, maar de spoorslag tot zijn schrijven is alleen en ecnig geweest een smet te werpen op dc eer cn den goeden naam der personen die belast zijn met de administratie te Ommerschans. Ons onderzoek heeft ons integendeel bevestigd de waarheid van hetgeen men zoo dikwijls heeft verteld, dat van alle di rection en administratien der Maatschappij van Weldadigheid cr geene kan gevonden worden die in juistheid en riaauw- keurigheidin naauwgezclheid en pligtsbetrachting die van de Ommerschans overtreft. Getuige de permanente com missie! Wij zullen ons geene toespelingen veroorloven die den schrijver der vraag zouden kunnen kenmerken; hoe gemak kelijk het ons ook zoude vallen. Wij willen niet dat men de regelen aan het hoofd dezes ons zal terugwerpen. Voor-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 2