ggteffelSJke en ©^stoffelijke Is&Tesaiarls. strung wordt het inkomen der kroon door de wet geregeld." Men wil dat do staatsdienaren die den moed niet hadden om te zeggen:. «Sire, uw traclcuient is niet in verhouding, noch met den omvang noch met het vermogen der natievan alle zijden geven de burgers te kennen dat zij in de eerste plaats hieromtrent bezuiniging verlangen; die wensch is zoo alge meen en zoo dringend dat wij geene portefeuille kunnen aan nemen zonder uwe toestemming tot cene vermindering te kunnen aankondigen," maar in plaats daarvan zelfs dat hoogë cijfer verdedigden als onontbeerlijk voor den luister der kroon, onder andere overredingsmiddelen om de leden der Kamer tot aanneming van het hoofdstuk te bewegen, ook dit argu ment gebruikten dat waarschijnlijk het leven des Konkigs niet van langen duur meer zijn zoude. Welnu, indien het waar is, is dit spoediger uitgekomen, dan verwacht was, cn thans zullen wij zien wat zij doen. Doch van hunne zijde iets te verwachten, ware dwaasheid. Zij gevoelen levendig, dat van de vermindering van liet inkomen der kroondie van het inkomen der hooge ambtenaren cn verdere wezenlijke bezuinigingen onafscheidelijk 7.ij 11. Laten wij liever zien, wat de Koning zelf doen zal. Men zegt hij is der natie genoeg zaam onbekend; het is ccne schoonc gelegenheid om hein bekend te maken. Ifet verheugt ons dat de Maatschappij van Nijverheid schijnt in te zien, waar zij in de eerste plaats moet begin nen, zoo zij wezenlijk nut wil stichten; namelijk bij de re gering. Zoo lang deze toch door druk en belemmering van allerlei aard de nijverheid zooveel mogelijk zoekt te fnuiken cri te doffden, zullen allo bijzondere pogingen wel krachteloos en onvruchtbaar blijven. Van de Legering moet dus ver kregen worden geene begunstiging, maar slechts vrije ont wikkeling van nijverheid, cn opheffing van al wat haar drukt en hiertoe behoort ook grootclijks onze middulecuwsche post- inrigting. Door genoemde Maatschappij zal in hare vergade ring van 17 Julij aansi. dan ook het volgende voorstel be handeld worden »Zal de Maatschappij van Nijverheid aan hare bestemming voldoen, daq moet zij zoo veel mogelijk het hare toebrengen tot het opheffen der hinderpalen die de Nijverheid in den weg staan; dan zal zij zulks ook behooren te doen, door de Hooge Regering opmerkzaam tc maken, op de belemmerin gen die de bestaande Wetten aan de Nijverheid veroorzaken en zoo mogelijk wijziging of opheffing dcrzclve zoeken te ver krijgen. De hooge briefport in ons Vaderland is -zeker een dier be lemmeringen, welke de uitbreiding van aile takken van Nij verheid hinderlijk is, en wordt nog daarenboven de bepaling, dat alle pakjes beneden één Ned. Pond, alleen per post mo gen verzonden worden, gehandhaafd, daö mag men onze briefposterij gerust een drukkend monopolie noemen. Hierom stelt het Departement voor, om* aan het Be stuur dezer Maatschappij op te dragen zich in een adres tot de bevoegde autoriteit te wendenten einde in het belang der Nijverheid hierin voorziening te erlangen, en ook in ons vaderland een gering en voor alle afstanden gelijk briefport benevens een verminderd tarief der postwissels te zien iuge- voerdte meer, daar het voorbeeld van naburige rijken ge leerd heeft, dat zulks zonder verlies van inkomsten voor de schatkist "kan geschieden, daar een aanvankelijk nadeel ge noegzaam door latere winst wordt gedekt, zoo als onder an- eöeren kan blijken uit de Annuaire da l Economie Politique et de la Slatistique pour 18-43, pag. 270." Moge het gevolg hebben en rijke vruchten dragen. Onder bejaarde lieden is nog bekend, dat een vermogend man die een buitengoed had tusschen Deventer en Zutphen zich geruïneerd heelt door landgoede!en aan tc koopco met opgenomen geld. Dc spraak gingdat hij drie percent in- beurde, en vijf percent uitbetaalde. Of Willem 11 door zijne diverse liefhebberijen gebragt is tot aanschaffing van veel land om den Haag en om lilbuig, dan of' zijne geldschieters hem door dat middel hebben ge tracht onder hunne magt te krijgen, is misschien een altci- natief, cn hetwelk door ingewijde zwijgers kon worden op gehelderd. Wel waarschijnlijk is zoo veel bezwaard land op te tellen onder de aanleidingen tot den stolfehjken invcntaiis. Willem III zal er zijne stem in mede hebben, of de geïn ventariseerde stof der nalatenschap zal worden aanvaaid dan gerepudieerd. Maar er kan nog een andere inventaris wor den opgemaakt, welke Willem 111 alleen aangaat. Zal Willem lil ook opvolgen in de vorige manier van re geren? De inventaris van cl ie manier wordt niet notarieel opgemaakt, maar staat gedrukt in het Staatsblad in de Staats courant in vele nieuwspapieren en geschriften. Dc doode I letter staat er van toegelicht in onverkochte couranten en 1 stukken en in het hart van onbetooverdc opmcrkers. Een klein cxlraclje uit dien onstoffelijken inventaris is te vinden in het vorig nummer van Kaleidoskoop. Onder de bijzonderheden van die manier is zeer opmerke lijk dat de begeving van bedieningen, zoowel plaatselijke ais algemccncmet alle mogelijke graagte aan de kroon werd getrokken. Alzoo moesten de speculanten zich aangenaam weten tc maken. Alzoo moesten de belangen en inzigten van Oranje worden voorgetrokken boven het vaderland. Al zoo moesten de ambtenaren en begunstigden een leger uitma ken voor de kroon. Hoe talrijker dat leger was, hoe meer het aan zijne bestemming beantwoordde: maar het moeist be taald worden door het volk. Dc dankbaarheid van dat leger voor de toegeworpen gunsten moest vooral aan den dag ko men door uitwendig vertoon. Dc dankbaarheid der beste vrienden van vaderland en volk werd bij dat vertoon tot de meest geveinsde opgeleid. Het ging cr ais op sommige scho len, waar cenigc leerlingen den meester naar de hand gaan, maar hem toch niet lijden mogen, omdat hij hen voortrok. De strijdigheid welke door die manier in een eerlijk hart wordt aangestookt, is het keurmerk van het allooi der manier. De gierigheid bedriegt de wijsheid, zegt een oud spreek woord. Wanneer de liefde tot den vorst door kunstgrepen wordt verkregen, dan is zij er ccne liefde naar. Het is te hopendat althans de onstoffelijke nalatenschap niet anders aanvaard zal worden, dan ónder beneficie van inventaris. Wij hebben slechfs een voorbeeld vermeld uit hei passief. Moge het actief, 11a aftrek van het passief, een der grondslagen worden van den roem' en de grootheid van Willem 111! Moge het rijk van uitwendig vertoon, van ge veinsde verknochtheid (dan zeggen wij nog niet van bedrie gerij logen en valschhcitl) door den nieuwen koning worden herschapen 111 een rijk van waarheid en trouw! Daartoe is meer uoodig dan welmecnende kleingeestigheid of bewicroo- dend en bewierookt kruimelwerk. Een juist oog en ecne rein-gewasschen heldenvuist zullen het kwaad moeten uitdel gen, en er in de digtste nabijheid mee beginnen. Er heeft cene soort van parool geloopcn, waarmede e.-n koudkleum die niet over den koning dacht tc rouwen werd aangepord om te minste aan het koningschap eer te bewijzen. Wilden die gezêlecrden ons dan luien rouwen over het ko ningschap? Hola wat, het is nog niet overleden. Volgens een verhaal in de Zutph'ensche courant, over genomen in de Arnhemsche, is door den minister van oorlog, ingetrokken en buiten effect gesteld een koninklijk besluit van 1839, waarbij T. J. Stieltjes tot tweeden luitenant was benoemd. Het is gelukkig voor den heer Stieltjes, dat hij luitenant blijft zoolang niet dat koninklijk besluit ook door den koning is vernietigd. Te meer is dat gelukkig voor dien luitenant, omdat de ministeriële missive hem cenvou- diglijk ontslaat, zonder gebruik van het woord eervol"; als met welk woord onze regering gewoon is te beschikken over de toekomst der nederlauderswant, werkelijk over eer be schikken, daf kan zij niet. Zelfs wat den luitenant Stieltjes betreft, heeft het alle voorkomen van eer, wanneer iemand cenen eed weigert die hein niet bevalt, en zich daarmede blootstelt aan afzetting. Of is het eer volgens onze regering, als iemandom aan den kost te komengereed staat voor allen eed die van hem gevergd wordt? Dat kan eene lijd zaamheid zijn waarom niemand in Nederland zijnen armen en bedrukten landgenoot zou maetcu hard vallenmaar tusschen lijdzaamheid cn eer bestaan vele trappen en graden. De lui tenant Stieltjes heeft zich in dezen een man van karakter betoond. Hij is daardoor de oplettende aandacht van alle braven waardig geworden. Is het nood, zoo hopen wij, dat hem door zijne medeburgers vergoed zal worden wat hem door de regering ontnomen mogt zijn. Ook zijn gevoelen omtrent den gevergden eed; een gevoelen, waaraan hij eerlijk cn eervol zijn lot en belangen heeft achtergestelddus een gevoelen niet grillig en onbezonnen uit dc lucht gegrepen verdient do openbare aandacht: en wij hopen, dat regtsge- lecrden de vraag zullen behandelen, hoe bij ons te land mi litaire cn andere ceds-formulieren staatsregteiijk geldend kun nen worden. Overigens is dc luitenant T. J. Stieltjes reeds bekend door een werk dat niet door lappen en lorren ver- rigt wordt. Hij heeft zich ongemeen verdienstelijk gemaakt door deelneming aan manhaftige en gewigtigc onderzoekingen en adviesen tot canalisatie en verbetering van waterafleiding in geheel Overijssel. Zulke mannen kunnen zich bij ons be roemen op ongenade! Gelukkig, dat er van den koning zei ven slechts een besluit zonder slot bij wordt aangehaald. Zou het misschien ministeriële leer zijn dat het leger niet voor het vaderland dient, maar voorden koning of voor Oranje (1) (1) Dit stuk was reeds gezet, toen ons ter hand kwam: Hoe een nedertandsch ministerie over ecden denktDoor T. J. Siieltjes, ont slagen officier. ^Zulphen\V. J. Thieme. 1849. Wij vonden hierin veel overeensleihmends. Er blijkt uit, dal hij de miuistriëlc missive anders heeft verstaan dan wij.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 2