Holland en Noord-Braband bepaalt en tot de hoofdsteden der overige provinciën die voor de helft met ambtenaren uit Holland bevolkt zijn, terwijl overigens bij de natie blijk baar het gezond verstand de overhand heeft (f) en rpen. over die eensklaps ontdekte schitterende deugden na den dood glim lacht, en men zich slechts door een gevoel van kieschheid laat weerhouden om van den doode te herhalenwat men in den levende afkeurde en verfoeide. Neen de geestdrift voor die standbeelden 'is niet algemeen maar de Ilolland- sche bladen verkondigen het zoo luide, dat het tijd wordt om hen openlijk te logenstraffen. Het Zondagsdag zegt Het op te rigten standbeeld ver- j eert de natie tegen over andere natiën, in wier boezem er D velen schuilen, die liever alle koningen van de aarde zou- den willen doen verdwijnen, dan de minste hulde toebren- i gen aan ware verdiensten." Een fraai verband. Verbeeld u een Engelander, Franschman of Duitscher, die'uitroept zou ik ware verdiensten huldigen b.v. van Laurens Koster of Rembrand van Run, of Hugo de Groot, Maurits, Fbederik Hendrik neendan wil ik liever alle koningen der aarde doen verdwijnen! Zulk een mensch zou waarschijnlijk als rijp voor het dolhuis worden aangezien; zou Roudewijn, de redacteur van het Zondagsbladhet werkelijk zijn? Die standbeeldenmanie moet dan o. a. dienen om hier te lande het monarchaal beginsel tc doen schitteren en tot een even- wigt te doen strekken tegen den republikeinschen geest, die zich elders -openbaart en daartoe moet het goedige Neder- landsche volk misbruikt worden. Doch is dit niet reeds in 't oogvallend en schitterend genoeg geschied door de wijze, waarop een zoon, van wien de natie nimmer iets dat ter aanbeveling strekt vernomen had, die haar ten goede volko men onbekend was, door haar met hulde en liefde ontvan gen en^loegejuicht wordt, alleen omdat hij volgens de grond wet haar koning werd? En wat moet een jong koning, die uit aanleg, zoo men zegt, niet buitengewoon volksge zind» is, en die is opgevoed in het hooge gevoel zijner aan staande onderdanen, van een volk denken, bij hetwelk de eer van een standbeeld 200 schandekoop is. Moet de vorst, moeten niet de regeringslieden volkomen in de meening be vestigd worden., dat men met zulk een volk doen kan en ook doen mag, wat men er mede doen wil? - Ecss ernstig woord over scctescSioSeis. De politiek van Willem II scheen eene soort van stilzwij gend convenant met tweederlei herdersstafzwaaijers te hebben aangegaan, dat de eene hand de andere zou wasschen. Even wel moeten die heeren zich dikwijls beschouwd hebben als lijdende partijen in de klucht van veel belooven en weinig geven. Want ook bij ander slag van geliefde onderdanen roogt het niet te bijster verkorven worden. Eerst onder Willem III schijnt het oprijzen van sectescholen van klinkum te zullen gaan. Of de wet het toelaat, willen wij nu niet onderzoeken. Zoo niet, dan zijn er sedert lang openlijk in Amsterdam onwettige joden-scholen geweest; en de Waai wil len wij maar niet overspringen. Als nu dat vuurtje rondgaat, zullen wij zien, of de meer derheid der nederlanders zich door geestelijkenvromen en dweepers laat regeren; dan of zij begrijpen zal, dat de jeugd ten minste op school banden van bekendheid en vriendschap moet aanknoopen met allerlei landgenootenen den grond moet leggen tot uitgebieide menschcnkennis en algemeene menschelijkheid. Het bestaan van vele secten in een land heeft zijne nuttige zijde. Daardoor kan een wedijver tusschen de secten ont staan om goede menschen en burgers te leveren. En uit dien wedijver springt in het oog, dat het goede numero één is, hoog 'boven alle secteleer verheven. Dweeperij en sectegeest is meer een gebrek van het ver stand door de opvoeding gestijfden huist veelal in een welmeenend hart. Huichelarij is veel erger. De dweepende vrome zorgt voornamelijk voor zijne eigene begrippen, zijne eigene kerk, zijne eigene priesters en naar derzelver op vatting, voor zijne eigene ziel, zijne eigene zaligheid, zijne eigene secte-genoten. Liever zoekt hij kwijtschelding bij zijne goden, dan medemenschen schadeloos te stellen. Evenwel is al dat egoïsme historisch door de tweede natuur aangebragt, en is de vrome dikwijls beter dan hij zelf doorgronden kan. Goede wil cn belangeloosheid is bij hem meer ingebakerd dan verstikt. Maar zijn onverzettelijk begrip kan den maat- schappelijken voortgang der beschaving zeer terughouden. Ziet maar, hoe in het kerkelijke bijna alles tot vroegere eeuwen behoort; metsel- en timmerwerk, meubilair, klee- dijen "muziek versierselen, manieren, plegtighedenboeken, onderzoek, resultaten, gezigtskring, natuurkennis. Weinigen (t) Wij meenen zeer zeker te weten, dat van het zoo opgehemelde portret van Willem II, met het bijschrift van Tollens (door MIelisg te 's Hage uitgegeven) niettegenstaande alle aangewende moeite alhier (Deventer) geen enkel exemplaar verkocht is. weten den onuitputtelijken schat van hergebragte wijsheid en symbolen te gebruiken als eene der levensbronnen waaruit onophoudelijk verfrissching cn loutering opbruischt. Onder andere, is de vrome ligtelijk geneigd om- zijne eenzij dige rigting op,de jeugd over te planten en de jeugd af te sluiten van de gelegenheid om- andere rigtingen te, leeren ken nen en in de wijde wereld het beste te kiezen en waarheid op te doen. Zijn ouders en voogden gcregtigd om de'jeugd op sectescho len te bestellen? Laat ons zien. Huislijke magt en regt over de jeugd is niet uit de lucht gevallen. Dat regt ontstaat uit eencn pligt, uit den pligt om de jeugd goed op te voeden. Dat regt strekt zich dus niet verder uit, dan het uit dien pligt voortvloeit en tot het volbrengen van dien pligt noodi» is. Dat regt mag niet ontaarden in dwingelandij over den geest. Zou een jood verpligt zijn of weldoen, zijn kind alleen lijk cn uitsluitend naar eene bij vooi b. luthersehe sccteschool te zenden? Neen. Dus heeft hij er ook geen regt toe. Heeft een jood er geen regt toe, dan heeft een lutheraan er ook geen regt toe. Het regt is noch door Mozes noch door Luther gemaakthet ligt in de natuur. Het is een en het zelfde voor allen. Dus de zeer algemeene gewoonte om bij'de jpugd de kerkelijke rigting van den geest te overheerschen strijdt met het regt. De waarheid is geen monopolie. Hieruit volgt, dat kerkelijke opleiding niet eenzijdig en afgesloten mag zijn, maar opleiding op school zooveel te minder. Op school moet ieder veilig zijn. Hordt op school iets kerkelijks behandeld, dan moet er trouw en eerlijk worden aangewezenhoe die zaak begrepen wordt bij ten minste alle die kerkelijke hoofd- rigtingen welke in het land worden aangetroffen. Op school behoort zedelijke opleiding en ontwikkeling te huis. Die moet zuiver en rein zijn, vrij van eigendunkelijkheid, goed voor alle aangroeijende menschen zonder onderscheid, onvermengd met aardsche of bovenaardsche politiek. Ontaarden onze scholen tot kinderkerkjes voor sectcn dan zal het nadenkend gedeelte van het daar gekweekt geslacht het daar aangeleerde afschudden zoodra het plak en roede ont wassen is; maar bij dat afschudden zal het tot een ander" uiterste overslaan tot die woeste nieuwigheden welke het onvermijdelijk gevolg van gcest-overheersching en slechte op voeding zijn. Zoo leert ons de ondervinding van rondom. Reeds te veel schoolmeesters bij ons vieren in het geniep hunne jeukte om eigen kerkbegrip voort te planten. Wordt die jeukte wettig, dan vergaat binnen twintig jaren ons uitge mergeld land onder burgeroorlog. In Willem II hteft lang" een liberaal angeltje gezeten. Wij herinneren ons, dat hij zich eens in Belgie aan het hoofd der beweging heeft gesteld, en dat papa I toen al het uiterlijk voorkomen had van er het hoofd over te schudden. L'e Delgen pasten toen voor t potje. Maar nu zij gezien heb benhoe het angeltje, dat sedert lang naar zijne schuilplaats was binnengetrokken, eindelijk bij de gunstige gelegenheid van 18-18 zich weder vertoond heeft, hebben zij zeker berouw als haren op hun hoofd. Zoo wij op eene verknoping tot borg verzocht wierden voor dichters die den dood en de begrafenis van Willem II bezongen hebben en voor dichters die daarvan gezwegen heb ben zouden wij het, op den dunk af, nog liever wagen voor de laatsten. -Er is losgetrokken op de onbekwaamheid der ministers omdat zij zulke ellendige ontwerpen hadden ingediend over zamenkomst^verantwoordelijkheid en tekort. Maar ligt hierin dan een bewijs voor onbekwaamheid? Indien werkelijk de ministers tijd hebben gehad om zich met die ontwerpen te bemoeijen zien wij er veeleer een bewijs van extra bekwaam heid in. De Grondwet zelve had aangevangen om de zaken zoo in tc rigten dat Michel nu denken zou er boven op te zijn en dat de Tweede kamer zou worden in den band ge houden (behalve door eene Eerste kamer) door besteding van haren tijd aan naturalisation en allerlei dito bijzonderheden - aangaande personen, plaatsen, provinciën enz.. Nu was met die gebrekkige voordragten gehandeld juist in den geest dei- Grondwet. De Tweede kamer zou er haren tijd aanbesteden, gom na de verwerping weder nieuwe ontwerpen te ontvangen. Wij hebben er niets tegen, dat Willem 111, als een regt- geaard zoon, de nagedachtenis van zijnen vader eert, en ons doet verwachten dat hij deszelfs voetstappen zal drukken maar wij hopen toch, dat het eindelijk onder Willem III eens uit zal zijn met zulke bekwame tijd-uilkoopingen. Er is niet veel toe noodig om aan Nederland de inbeelding te be zorgen, dat hot niet langer wordt voor den gek gehouden. Daartoe behoeft de regering slechts regt door zee te gaan hetwelk ook bij ondervinding blijken zou veel gemakkelijker te zijn. Daaftoe behoeft Willem III slechts al dat vee af te zetten en buiten invloed te bezorgen hetwelk anders bij slot van rekening de Oranje-familie nog eens naar de scheveuing- sche pink helpt.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 2