aangewend om den eigenaar van plantagies en slaven schrik aangewen o slaven, al ware aan te jagen en-genegen te maken om zijne slaven al ware het dan voor ook ^nog zulk eene geringeschadeloosstel ling, vrij te gqven ofw®'e^en hetw«fl k 1 1 Te TchTdeloosstd- iing onnoodig "zou maken. Op 'de interpellaties te dier zake inde Tweede Kamer heeft de Minister geantwoord ,jhR zulks van wege het Ministerie niet geschied was; i .1CrviirprnPilf en daartoe dan zou het en het trouwc- looze van die poging om ten dienste der humaniteit en tot gemak van 's lands kas, eenige burgers om hunne be zitting te brengen, zou berisping verdienen; of de ver spreide berigten zouden leugens bevatten, die officieel be hoorden weerlegd te worden. Het antwoord des Ministers was niet bepaald genoeg, om tot het een of het ander te be sluiten Wat er intusschen van zijemancipatie zal weldi a onvermijdelijk zijn; en als het noodlottig oogenbhk daar is zal ev niets zijn voorbereideene menigte burgers zullen ge- ruineerd zijn, en de kolonie, zoo niet voor a toosden ten minste voor lange "tijden niets opleveren dan last en kosten zal zij weder productief gemaakt worden, dan zullen er ■toe veel grooter opofferingen worden vereischt, dan er noodig geweest waren om eene vrijverklaring der slaven be hoorlijk voort te bereiden en met eene eerlijke schadeloosstel ling aan de houders te doen plaats hebben. Geen nrenscli, lioe braaf en vroom hij zij, ls hier van nijd en laster vrij Tollens heeft ons dit reeds in het voorbeeld van den vro men pater Brosiüs doen zien, doch niet minder hoe de nijd en laster beschaamd werden. Een versch voorbeeld hiervan vinden wij dezer dagen in onzen niet minder braven en vro men minister van binncnlandsche zaken, en gewis zhl voor taan de naam van de Kempenaer naast dien van pater Brosids prijken. Zoo wij vernemen is de heer van Someren reeds bezig het feit in een, beide waardig, vers te vereeuwigen. Het is bekend hoe "de liberale en belanglooze de Kempe naer, de ijverige voorstander van een vrijzinnig en ver eenvoudigd staatsbestuur, en als zoodanig de schrik van het vorige ministerieook al bloot stond aan de pijlen van berisping en afgunst; hoe men hem verweet, dat het niet zoo volkomen met die edele belangloosheid en opofferende vaderlandsliefde overeenkwam, dat hij, behalve zijn niet ge ring tractcment als minister, evenwel nog de voordeelen van het lidmaatschap der Tweede Kamer bleef trekken, den post van Rijks-avokaat in Gelderland, aanhield, en zelfs, volgens sommigen zich wel zou hebben willen verwaardigen aan zijne medeministers het voorstel te doen ieder f 3000 uit de be rooide en beroofde schatkist te nemen voor ameublement enz. enz. Men zou hierop kunnen antwoorden dat de heer de Kempenaer een veel te slim advokaat is om niet vooveel mo gelijk in beoefening te brengen charilé bien ordonnee com mence par soi-même (het hemd zit nader dan de rok). Maar neen eindelijk zoo het schijntdeze chicanes en vitterijen moede lezen wij nZ. M. heeft den heer Mr. J. M. de Kempenaer minister van binnenlandsche zakenop het daartoe door hem gedaan verzoek eervol ontslagen uit zijne betrekking van Rijks-advo- kaat te Arnhem en in zijne plaats benoemd den heer Mr. J. U. de Kempenaer thans adjunct-rijks-advokaat aldaar. Zietdaar nu, vitters en lasteraars! bewondert en verstomt! De belangeloos vaderlandslievende, naauwgezette de Kempe naer ministerlid der Tweede Kamer enz. enz. Waarlijk op zijn verzoek, eervol als Rijks-advokaat ontslagen. Wel hebben wij weder door kniesooren hooren aanmerkendat de heer de Kempenaer, bij zijne onvergelijkelijke vaderlands liefde, ook niet kwalijk als een goed huisvader zijne eigene kleine belangen behartigde, door 1" voor het Rijks-advoka.at- schap te bedanken (Jat toch met fatsoen niet langer met het ministerschap te vereenigen was), waarschijnlijk onder genot van een aanzienlijk pensioen, en 2° zijn zoon weder voor die betrekking te doen benoemen. Zoo worden de convenances gered blijft het geld in de familie en profiteert er die ten slotte nog bij. Wij zien er een blijk van hooge staat kunde echte homogeniteit en onderlinge hulpvaardigheid dei- ministers in. De heer de Kempenaer bezorgt zijnen ambtge noot ƒ3000 voor ameublement; en deze maakt wederkccrig het andere zaakje in orde. Waarlijk, brave Nederlanders! wat wilt gij meer Met het oog op ons uitnemend minis terie mogen wij nu met den Psalmist zingen Ai ziet, hoe zoet, hoe lieflijk is 't, 3at zonen Van 't zelfde huis als broeders zamen wonen enz. De open'mg der nieuwe kamers zal den 13 Februari) plaats hebben. l)e Regering zal haar debut beginnen met de voor- dragt eener nieuwe belasting, tot dekking van een tekortje van 15 a 20 milhoen. Zietdaar, Burgers, de eerste vrucht uwer nieuwe Regering. Zekerlijk wij betreuren dit te kort, wij geloovcndat het, door doelmatige middelen, ware te voorkomen geweest; maar nu het er inderdaad eenmaal is, achten wij 't in 's Hemels naam beter het door eene gedwon gen belasting te herstellendan weder verderfelijke palliatie ven aan te wenden. Alleen wenschen wij, dat de belasting naar billijkheid omgeslagen wordt, en werkelijk ieder in even redigheid zijner fortuin er toe bijdrage. Maar daaraan scheelt, volgens het bekende ontwerp, weer zeer veel. Ze zal weer, even als altijd, hoofdzakelijk op den nijveren burger f'.V 'S' m,nst schuld aan heeft) neerkomen. Immers er ^a o pet. op het zuiver kadastraal inkomen van alle vaste goederen geheven worden. Het is duidelijk dat de nering- °e,n f, u'Sei! die voor zijn handel of bedrijf, meer en uit jes ie, ei raste goederen noodig heeft, dan de particulier en- - !°r :7°mnë> hiert°e dus weer in eene schreeuwende on- eieniei ïgheid zal moeten opdokken. Dit is echter nog niet genoeg, ook zal buitendien nog: 2' het patent aanmerkelijk vei oogd worden. Zietdaar, niettegenstaande alle mooije piaatjes en bedriegelijke voorstellingen, dus weder het oude weik het zijn de reeds zooz'eer geteisterde handel en iiijver- eid die het gelag weer moeten betalen Zal men dan nooit tot verstandiger en heilzamer inzigten komen? wil men met geweld den ondergang des lands bespoedigen? zal de nieuwe Regei ing ook op dit heilloos pad blijven voortgaan? Helaas! zouden wij op haar moeten toepassen: Een vos verliest wel z.jri haar, maar niet zijn aard! Schoon wij haai' voor het derde der vergelijking geenszins bij een vos willen vergeleken hebben, maar ons onwillekeurig het spreekwoord van den ezel enz. in de gedachte komt. Enfin, wij zullen zien, en hopen in allen gevalle nog eenigzins op de nieuwe Tweede Kamer! Aver eestden 1 Januarij 1849. Dat Nederland niet achter is gebleven op den weg van vooruitgangbetoogde een zeer welsprekend redenaar uit Overijssel voor eenigen tijd te regt ook de Gemeente Avereest kan daarvan (in miniatuur) een be wijs opleverendoor de onlangs plaats gehad hebbende be noeming aldaar van eenen Assessor, die denkelijk alleen door vooruitgang, leidz aamheidof door ontwikkeling zijner ver standelijke vermogens, is waardig gekeurd boven andereleden als zoodanig te worden benoemd en wel niettegenstaande in den raad een Doctor in de regten zitting heeft (ook de Bur-^ genieester is er een) en een ouder Lid, die vroeger de be trekking van Assessor zoo waardig (even als vorige bedankt hebbende leden) met ter zijde stelling van alle bijzondere be langen bekleedde, en die men evenzeer alsnog zoo getrouw bevindt op den post aan hem als Gemeente raadsiid toe vertrouwd. Willigt evenwel lost zich het raadsel op in de zwaarwigtig- heid van den nieuw benoemden Assessorof moet men de ontknooping vinden in 'smans ruiterlijke verklaring, dat het beneden zijn bevattingsvermogen was, waar de jaarlijksche ontvangsten gebleven zijn, en wel in weerwil hij als Ge meenteraadslid Tekeningen en begrootingen heeft helpen op maken en sluiten en geldleening homologeren? Men eerbiedigt desniettemin die benoeming, (die natuur lijk zonder eenige tusschenkom-sthetgeen van zeiven spreekt, heeft plaats gehad) doch niemand neme kwalijk, dat men desniettegenstaande alhier, reikhalzend Me nieuwe verkiezingen te gemoet ziet; welligt is dan de betrekking van korten duur en men zette alzoo de borst niet te spoedig te hoog. -Het vooruitzigt in dit nieuwe jaar is en blijft voor Ne derland duister. Wij hebben, ja, eene verbeterde grondwet, maardat is ook alles. Ën dat isop zich zelf, niets. Zoo lang de natie aan die grondwet geen vermeerdering van verstandelijke, zedelijke of stoffelijke welvaart zal te danken hebben is die nieuwe grondwet voor haar niets dan een stuk papier. En meer is zij, tot heden, niet, en het vooruitzigt, dat zij meer worden zalis zeer onbeduidend. Het is alles nog een bajert, een ongeorganiseerd geheel. Al de wetten, zonder welke de grondwet onuitvoerbaar en levenloos blijft, moeten nog in het leven geroepen worden. Het voorloopig kiesreglement heeft ons eene Kamer geschonken die hoogstwaarschijnlijk, zeer ministerieel zal wezen, als om te toonen dat zij liberaal is, als of die woorden steeds van gelijke beteekenis waren. Wij hebben een quasi - definitief ministerie, een wonderlijk ding zwevende, zonder vasten grond (welke wet regelt hunne verantwoorde lijkheid?) tusschen de oude en de nieuwe grondwet. Tot welke transactiën die mannen in staat zijn, heeft de geschie denis der nieuwe grondwet geleerd; en wat wij van hen te wachten hebben voor het welzijn des lands leeren ons hunne plannen, want, gedaan hebben zij nog niets. Vele dagbladen, en, anders liberale organen, zijn het spoor bijster geraaktzij aanbidden de opgaande zonzij meenen dat, nu de zegepraal van het liberale beginsel ons andere ministers heeft gebragtzij ministerieel moeten zijn om liberaal te wezen. Het laat zich aanzien dat het gaan zal als in 1814; de natie zal insluimeren bij de triumfliederen

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 2