11E1WS- Ei 15 Januarij 1840. A'°. 2. Eea Mik Serrag. II. KALEIDOSKOOP i WOï.S.E I9EVENTER, Dit blad verschijnt geregeld alle Zaturdagen. De prijs van het abonnement is voor ZwolleDeventer Z ulphen en Apeldoorn 75 cent in de drie, maanden overal elders franco per post87l/«jcent. Alle post kantoren nemen bestellingen aaa. De prijs der Advertentién is van dón tot vijf regels 50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve oocent zegelregt bij iedere plaatsing. Doch wij moeten die beschouwingen over de gebeurtenissen in andere landen en redeneringen over hare oorzaken en ge volgen overlaten aan de grootere bladen ons domein blijft binnen de {grenzen van ons eigen land beperkt en moet zich hoofdzakelijk, [bepalen tot de zaken der burgerij, voor welke wij schrijven, [die wij het hoofdbestanddeel achten van den staat ,|wier voort- of teruggang, wier beteren of ongunstiger toestand wij als de peilschaal beschouwen van den toestand van het gansche vaderland. Zelden sluit voor eene natie een jaarkring, dat de scheiding van het oude jaar een zoo geschikt rustpunt aanbiedt tot een terugblikdat het nieuwe aan zoo vele nieuwe zaken begin leven en beweging geven moet, als het tegenwoordige. Eene nieuwe grondwet ligt daar afgewerkt en afgekondigd; hare eerste, tot hiertoe eenige vrucht, eenc door de kiesgeregtig- den onmiddelijk gekozene vertegenwoordiging, staat gereed hare taak te aanvaarden; het oude heeft bevel om af te trekken, en wacht slechts op de aflossing. Een nieuwe weg is ge baand, doch hij ligt daar nog ongebruikt. De aanneming der nieuwe grondwet moge als de opening, de volbragtc ver- kiczin" als de inwijding der nieuwe baan zijn, de Ministers staan nog steeds aan den ingang te keuvelen en te drentelen. De slagboom is lang al opgeheven; er mankeert niets aan, dan dat alles nog stilstaat. Tot zoo ver heeft het oude jaar het gebragt, den voortgang moet het nieuwe geven. Een nieuw tijdperk onzer geschiedenis moet met het nieuw begon nen jaar aanvangen, een tijdperk van toezigt en medewerking der gansche natie in 's lands algemeene en bijzondere aange legenheden een tijdperk van al te zeer misbruikt vertrouwen van al te zwaar geboete onverschilligheid moet met het afge- loopen jaar gesloten zijn. Er is hier werkelijk een rustpunt. Het biedt zich als van zelve aan om er gebruik van te ma ken tot het terugslaan van een blik op het eind van 18-17, en uit de vergelijking op te maken wat het merkwaardige jaar 1848 voor ons geweest is wat en hoe het ons heeft vooruit gezetdit zal van zelve aanleiding geven om het oog te laten gaan over het tegenwoordig standpunt,- en te zien wat ons ont breekt, en een blik vooruit te werpen om na te gaan wat wij te vreczen of te hopen hebben. Wanneer wij ons terugplaatsen op het eind van 1847, dan zien wij overal ontmoediging en beangstheid. Ontmoediging, wijl er weder een jaar was voorbijgegaan zonder dat het aan de welgezinden gelukt was de minste beweging in dien star ren stilstand der magthebbenden te brengen, terwijl in tegen deel het behoud zich al vaster scheen te vestigen en verme tel genoeg werd om openlijk met de zucht naar verbeteringen te spotten als ware het vertrouwen der natie niets dan on- noozelheiden de bezadigdheid, waarmede de verbeteringen werden verlangd, onverschilligheid of lafhartigheid. Vrees, wijl men inzag, dat het gevoel der noodzakelijkheid van ver anderingen zich meer en meer onder het volk uitbreidde, en dat de ontevredenheid en onwil in gelijke mate 'aanwies als de stoutheid der bewindslieden in het verachten van den na- tionnalen wensch. Voor niemand toch was het een raadsel wat de woorden der troonredebij de opening der kamers Zt'TPHEXAPEIBOOR». De Advertentiën moeteD vóór Vrijdag middag vier uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeteD franco geschieden, hetzij door bemiddeling dor Post kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjeenk Willink Deventer, A. Teb Gukne; Zutphen J. H. Mellink; Apeldoorn, B. Gunning. den 19 Oct. uitgesproken omtrent de overtuiging der nood zakelijkheid van eenige wijzigingen te brengen in de grond wet, beteekeneu moesten. Ieder begreep, dat deze wijzigin gen geen ander doel zouden hebben dan én de zaak van het stem- en kicsregt, én eenige andere punten, waarin de mee ning der grondwet oorspronkelijk voor de Ministers nog te vrijzinnig was te verduidelijken d. i. in bepaalder bewoor dingen naar hunne zienswijze te veranderen. Toen later wer kelijk de voorstellen tot die wijzigingen bekend werdenbleek bet maar al te zeer hoe juist die meening geweest was. De moedeloosheid werd versterkt door een gerucht, 'twelk als eene sombere mare onder de natie rond ging, dat de be- ljoudslieden hunnen krachtigsten steun aan den koning zeiven hadden, die, met al de onverzettelijkheid, aan het karakter der Nassau's eigen, aan het beslaande vast hield, en bij wicn dc afkeer van alle vrijzinnige verandering zoo groot was, dat hij zelfs den .Minister van Haul, daar ook deze de noodzake lijkheid om iets toe te geven zou hebben ingezien er om wilde omgeven. Even dof en lusteloos zag het er uit in dc behandeling dei' materiële als der'politieke belangen ran staat en volk: overal onhandigheid kleingeestigheid en stilstand alieen bij het mi nisterie van financiën was cenig leven de burgers weten Pet door het productief maken der belastingen. De afwij kingen der Handelmaatschappij van hare oorspronkelijke be stemming, en haar doodende invloed op nijverheid en han del, zoo hier als in Indië, op nieuw bestendigd. Binnenland- sche zaken in handen van eenen van Fvundwijck, zoo dat zelfs de dringendste zaken van algemeen en gemeentelijk be stuur dikwijls geen voortgang konden hebben, do belangrijk ste vragen onbeslist, de noodzakelijkste werken ongedaan bic ven. Elke poging tot ontwikkeling van welvaart werd be- moeijelrjkt of onmogelijk gemaakt de belangrijkste onderne mingen sprongen af, en die reeds begonnen waren, gingen te niet, ten gevolge van oponthoud of door gemis aan onder steuning en aanmoediging. In de troonrede had hij doen be loven, dat er werken van openbaar nut zouden tot stand gebragt worden pompeuselijk aangekondigd als zullende aan vele handen werk verschaffen en levens nieuwe bronnen van bestaan openen, en dat wet in onderscheidene provinciën, ofschoon Drenthe alleen gemeend was. De historie dezer zaak zoo als zij in der tijd verhaald werd, is een aardig kort be grip van de diepzinnige en naauwgezette manier, waarop dooi de Ministers onder de vorige grondwet de ernstigste zaken cn hooge belangen van staat behandeld werdenen een toonbeeld van de fraaiigheden welke er uit voortkomen wanneer men slechts ministers, die ieder op zich zclven drijven, geen mi nisterie heeft, dat gezamenlijk arbeidt en besluit. Dc heer van Randwijck, zoo wordt er verteld, had hooren verluiden dat er uit de afdoening van eene der zaken met België eenig geld geproflueerd was, en wilde dit zien besteed te krijgen aan de kanalisatie van Drenthe, van welke onderneming hij president en bij gevolg belanghebbende was. Hij deed alzoo onderzoek bij collega van Hall, of hij goed gehoord had, en wat het bedrag der som was. De heer van Hall wij we ten niet uit lust tot wat gaf uitleg van den oorsprong der som, noemde het bedrag, omstreeks de 7 ton, maar ver

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1849 | | pagina 1