enkclile uit de vergadering trad nu op om als kandidaat voor
te stellen den Heer van Roijen doch de voorsteller kon zich
ook met den genoemden kandidaat R. van Romunde vereenigen.
In eene sierlijke rede schetste onze voorzitter de karakters
van die vijf voorgestelde kandidaten en wel zoodanig, dat
bij acclamatie de Heercn T. J. Roessingh Udink en R. van
Romunde als onze kandidaten werden aangenomen. Ofschoon op
dat oogenblik vreemd aan die gedachten zoo zie ik na het
lezen van N°. 46, dat dit een fijn gesponnen weefsel was,
geheel in eene voorloopige vergadering onzer commissie aldus
op het touw gezet.
Nu echter komt de zaak waardoor mijn goeden dunk van
onze commissie en mede van den voorzitter een geduchten
schok ontving.
Er werd n.l. door den voorzitter voorgesteld om eene com
missie te benoemen die zich met de stemgeregtigden der on-
der-kicsdistrikten in verieaiging stelde. Een geëmplooijeerde
der commissie trad nu op en stelde daartoe aan de vergade
ring voorde zich opgeworpen e commissie, die zich tot dus
verre zoo goed van haar pligt hadden gekweten. Nu trad
iemand uit de vergadering op die sprak, dat'.hij zich met het
«benoemen dezer commissie wel konde vereenigen, dat hij
«echter niet wist of die Heeren genoegzaam in de onder-
kiesdistrikten bekend waren, dat hij echter wel wist dat in
»deze vergadering zich eenige stemgeregtigden bevonden, die niet
«alleen aldaar goed waren bekend; maar er zeer veil invloed
«hadden, en dat hij wel wenschte dat diegenen (welker namen
«hij kieschheidshalve niet wilde noemen, omdat zij zelf tegen*
«woordig waren) aan deze commissie werden toegevoegd."
Dit eenvoudig gezegde, hetwelk velen onzer beaamden en
dat velen onzer gaarne zouden hebben gezien, daar toch eene
bekendheid met die stemgeregtigden beter en spoediger gele
genheid zoude geven om de goede zaak te bevorderen, werd
door den voorzitter als een geheel verkeerde zienswijze opge
nomen en zoo ver uitgebreid, dat ZEd. voorwendde op die
wijze zijnen invloed te gebruiken, dit met kuiperij gelijk
stond. Wij hadden later geen gelegenheid om hierover het
woord te voerenhoezeer wij gaarne het voorsleL van dien
spreker hadden ondersteund en verdedigd wijl daarop dade
lijk op voorstel van den voorzitter die commissie en wel uit
sluitend die commissie (wijl men er geen ander in wilde
hebben) bij acclamatie werd gekozen tot dat doel. Op dat
oogenblik kwam bij mij een twijfel op, aan d'e ware vrijzin
nige bedoeling van onzen leider, daar ik mij verbeeldde dat
het geene vrije maar eene gedwongen'e volksvergadering was.
Uw weekblad N°. 46 heeft mij daarin bevestigd.
Uw bestendige lezer
een steiugerggiigde te Kampen.
ÏIAALIE13 Nov. lieden heeft alhier de aangekondigde vergadering
van kiesbevoegden plaats gehad. Daarop zijn voorgedragen als kandida
ten voor de eerste kamer de Heeren Cost Jordens, D. J. van Doorninck en
Ia. F. C. Baron Bentinck tot Schoonheetenen als leden voor de tweede ka
mer de Heeren Storm v. 's Gravesande, Düijmaer v. Twist en Thorbecke.
Voor dezen laalsten verklaarden zich vele stemmen, doch, aangezien
verreweg de meesten der kiesbevoegden niet Ier vergadering waren ge
komen, laat zich uit deze stemming niets met zekerheid opmaken. Alleen
dit mag gezegd worden, dal, indien al Je kiesbevoegden in Deventer,
welke, der nieuwe orde van zaken toegedaan, zwarigheid maken om
voor een' der leden van de oude kamer te stemmen, konden goedvinden
zich te vereenigen en hunne slem op Prof. Taorbecke uit te brengen,
deze keuze veel kans heeft van te zegevieren.
liet Committé ter regeling van de verkiezingen tot leden van de Stalen
Generaal in het Dislrikt Deventer, benoemd in de algemcene vergade
ring van Kiesbevoegden op den 8slen November 1.1.heeft de eer aan
de Kiesbevoegden van dat Dislrikt kenbaar te maken, dat bij hetzelve
zijn ontvangen vijf aanbevelingen tot het Kandidaatschap voor de Staten
Generaalals
Voor de Eerste Kamer.
Van de Heeren Mr. W. II. COST JORDENS te Deventer.
Mr. A. J. VOS de WAEL te Zwolle.
Voor de Tweede Kamer.
Van de Heeren Jhr. G. M. STURM van 's GRAVESANDE te Deventer.
Mr. A. J. DÜIJMAER van TWIST te Deventer.
Mr. HUGO BE1JERMAN te Amsterdam.
Dal aan gemelde Uèercn van deze aanbeveling behoorlijk is kennis
gegeven cri op. die kennisgeving de vier hier onderstaande antwoorden
zijn Ontvangen; wordende dat van den Heer Beijerman nog ingewacht:
en dat het Committé alzoo welgemelde Heeren tot Kandidaten voor de
Staten Generaal aan de Kiesbevoegden van liet Dislrikt volgens de ge
maakte bepalingen voorstelt. Het Committé voornoemd
Deventer, 16' November 1848. II. BUITENWERFF, Pres.
P. BOSSCHA, Secret.
In antwoord op Uw WelEd. brief van den 11 den dezer, mij van wegc
het Committé tot regeling der verkiezingen in het Dislrikt Deventer toe
gezonden, heb ik de eer U WelEd. te melden, dat eene plaatsing op
de lijst der Kandidaten voor de Eerste Kamer der Stalen Generaal mij
aangenaam zijn zal en ik, bij eventuele benoeming door den Koning.,
bereid ben, die betrekking te aanvaarden.
at voorts de staalkundige grondbeginselen betreft, die ik bij zoo-
anige benoeming lot riglsnoer zou meenen le moeten nemen neem ik
ce vrij ïeid beleefdelijk op te merken, dat ik moet veronderstellen, dat,
huiten mijne persoonlijke bekendheid aan velen der Kiezers, de zes
jaren, die ik de eer had lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal
te zijn, mijne denk- en handelwijze genoegzaam zullen hebben doen
kennen, om daaruit een besluit ten aanzien van mijn gedrag voor het
vervolg af te leiden terwijl daarenboven mijne toetreding tot de hier-
ter Slede gevormde verccniging van Kiesbevoegden tot het bespreken van
het werk eener keuze voor de Staten Generaal doet ziendat mijne
denkbeelden omtrent eene getrouwe uitvoering der gewijzigde Grondwet,
omtrent bezuiniging en vereenvoudiging en omtrent de bevordering van
's volks welvaart, overeenstemmen met die van het aanzienlijk getal
mannen, dat daaraan bereids heeft deel genomen.
Ik meende U WelEd. tot dit een en ander te mogen verwijzen, zor-
der mij hierdoor eenigen band hoegenaamd te willen opleggen, terwijl
ik mij tevens wil vleijen, daarmede aan het verlangen van het Committé
tc hebben beantwoord.
Deventer, 13 November 1848. {get.) COST JORDENS.
In antwoord op Uw WelEd. geëerd schrijven van gisteren heb ik de
eer te kennen te geven, dat ik de Candidatuur voor de betrekking van lid
der Eerste Kamer van de Staten Generaal met genoegen zal aannemen.
Onder gewiglige tijdsomstandigheden lot het lid maatschap dier Kamer
door den Koning geroepen, heb ik, uit gemoedelijke overtuiging, ge
meend mijne medewerking aan het tot stand brengen der Grondwets
herziening te moeten verlcenen. Thans zullen, naar mijne staatkundige
begrippen, bezuiniging en vereenvoudiging in het bestuur en eene vol
ledige en opregle ten uitvoerlegging der beginselen bij de Grondwet aan
genomen, liet riglsnoer der Volksvertegenwoordiging moeten wezen opdat
de Grondwetsherziening geen bloole klank, geene zegepraal van eenige
partij, maar de grondslag zij van betere instellingen; en zooveel moge
lijk van algemeen volksgeluk.
Ik ben overigens zeer gevoelig aan de onderscheiding, die mij van
zijde van eenige Kicsgeregligden tc Deventer is le beurt gevallen.
Zwolle, 15 November 1848*
{get.) A. J. VOS de WAEL.
In antwoord op de Missive welke de ondergeleekende de eer had cp
den lldcn dezer te ontvangen van het Committé tot regeling der ver
kiezingen in het Dislrikt Deventer, neemt hij de vrijheid aan hetzelve
bij deze te doen kennen dat hijhoezeer overigens zijne onafhankelijke
positie in de maatschappij wenschcnde tc behouden, en geenerlei ambten
of bedieningen hegeerende noch beoogendc, echter, wanneer de vrije
keuze zijner Medeburgers hem lot liet Lidmaatschap; van de Tweede
Kamer der Staten Generaal roepen mogt, die betrekking volgaarne zal
aannemen. Wat de Staalkundige grondbeginselen betreft, welke hij in
dat geval tot riglsnoer denkt te nemen, vermeent de ondergeleekende te
mogen verwijzen naar het Programma der vereeniging van Kiesbevoeg
den welke zich alhier geconstitueerd beeft, en waaraan ook hij zicli
heeft aangesloten. Gelijk hij als lid der Provinciale Staten van Overijssel
en gedurende zijn kortstondig Lidmaatschap van de Tweede Kamer der
Staten Ge neraal steeds, onder vrijmoedige openbaring zijner gevoelens,
zooveel mogelijk heeft trachten mede Le werken tot het verkrijgen van
meer vrijzinnige instellingen, is liet zijn ernstig voornemenwanneer hij
lot lid der nieuwe Tweede Kamer mogt gekozen worden, in denzelfden
geest werkzaam tc zijn tot verdere ontwikkeling dier instellingen, tot
verkrijging der zoo hoogst noodzakelijke meerdere bezuiniging en vereen
voudiging van het huishouden van Slaat, en tot opheffing van de be
lemmeringen, welke aan de ontwikkeling der algemeene welvaart in den
weg staan.
Met het oog op het grondwettig voorschrift, dat de leden der Staten
Generaal stemmen elk volgens eed en geweien, zonder last of rugge
spraak met hen die benoemen, vermeent de ondergeleekende zich Lot
deze algemeene beschouwingen te moeten bepalen, en vleit hij zich ook
overeenkomstig de bedoelingen van het Committé, de aan hem gerigte
vraag te hebben beantwoord.
Deventer, 13 November 1848.
{get.) C. M. STORM van 's GRAVESANDE.
Met belangstelling heb ik eergisteren avond de mededeeling ontvangen
dal mij de eer is te beurt gevallen van door eenige Kiesbevoegden te
zijn aanbevolen, ,oni Le worden geplaatst op de lijst van Kandidaten
voor de Tweede Kamer der Stalen Generaal.
Ik haast mij om de mij daarbij voorgestelde vragen te beantwoorden
en wel, voor zoo veel betreft de eerste dier vragen, inet het oog op de
besluiten genomen in de algemeene vergadering van'Kiesbevoegden ge
houden alhier op den 8sten dezer maand: dat ik, tot lid van de Tweede
Kamer benoemd wordende, in die Kamer zitting zal nemen.
Wat voorts betreft de Staalkundige grondbeginselen, welke ik bij eene
benoeming tot riglsnoer denk le nemen
lk neen mij le mogen beroemen op de eer, van, bij velen mijner
medeburgers in dit distriet, persoonlijk, ook in mijn karakter en mijne
beginselen, bekend le zijn. Doch voor allen zonder onderscheid ligt
mijne politieke denk- en handelwijze open, door hetgeen ik, gedurende
nu ruim vijf jaren, in het openhaar als lid der Tweede Kamer heb ge
sproken en gedaan. Naar mijne eerbiedige nieeningzijn in dat alles
gelegen meerdere elementen en betere waarborgen voor eene juiste be
oordeeling, dan in eene zoogenaamde politieke geloofsbelijdenis.
Verlangt men echter van mijzei ven te vernemen, van welke beginse
len ik steeds ben uitgegaan, naar welk doel ik steeds heb gestreefd? Ik
had beloofd getrouwheid aan de Grondwet; die toen bestond, ik had be
loofd het algemeen belang met ai mijn vermogen te zullen bevorderen:
ik heb mij steeds beijverd, om deze beloften, naar mijne overtuiging,
met trouw en eerlijkheid le vervullen. Misschien heb ik hier of daar ge
dwaald: naar inijn geweien geeft mij het getuigenis, dat ik nooit eenige
daad heb gedaan of nagelaten, dat ik nooit eenig woord heb gesproken
of gezwegen, met het doel om hetzij de Regering hetzij het Volk te
vleijen of te helieven.
Ziet daar den weg, dien ik tot hiertoe bewandelde; en ik denk daarop
voort le gaan. Naar mijne meening, is ook nu, na de herziening der
Grondwet, de weg van ontwikkeling en vooruitgang in geenen deele ge
sloten; de grondslagen van hetgeen men is overeengekomen de constitu
tionele monarchie te noemen, zijn pas gelegd. Er blijft nog veel te doen
tot bevordering van het vrije verkeer, dat, als de echte bron van alge-
mcenen rijkdom welligt bestemd isom het groote problema van den
tegenwoordigen tijd, vermindering van armoede, voor een goed deel op
tc lossen. De algemeene welvaart zal door wegnemingzooveel mogelijk
van bestaande beletselen kunnen worden bevorderd. Daartoe zal ook
vereenvoudiging en bezuiniging in liet Staatsbestuur kunnen bijdragen,
voor zoo verre die met de eerlijkheid en met het waarachtig belang van
het algemeen zijn overeen te brengen. Maar, Mijne Heeren 1 wanneer
ik geènerlei zwarigheid maak om omtrent deze of andere punten mijne
denkwijze te doen kennen, of wanneer ik op mijne antecedenten wijs,