Laat ons zien hoe opregt de behóudsliêden die nu opreg- tclijk den Heer Donker Curtius aanklevenhierin zijn, ten minste, hoezeer zij zich gelijk blijven. Een Dtrechtsch blad had de meening, dat het den tegen woord igen ministers geen ernst is met het bezuinigen en vereenvoudigen, daarmede aan gedrongen dat er nog" geen enkel voorbeeld kon genoemd worden van bezuinigingen of vereenvourlingen die sedert de optreding der tegenwoordige Ministers tot stand gebragt zou den zijn? Daar trekt de V Gravenhdagschè Nieuwsbode los: Indien zulks niet opzettelijk ter kwader trouw ter neder geschreven is, dan voorzeker kan de schrijver van dat artikel niet van verregaande onnaauwkeurigheid cn onkunde vrij ge pleit worden. xlmmcrs reeds eenigen tijd geleden merkten wij op dat er bij het ministerie van justitie, bij gelegenheid der bevordering van een hoofd-commies tot referendaris cenc bezuiniging van f 2500 verkregen is. Dit schijnt de Nederlander geheel over het hoofd te zien, evenzeer als de aanmerkelijke besparing, ontstaan door eene veranderde inrigting der administratie van de Kon. Ned. loterij en de opheffing van 2 air. dfreetien der dir. belastingen; terwijl het dien schrijver ook onbekend schijnt te zijn dat er bij de benoeming van referendaris bij het de partement van financien, mede eene vermindering op de jaar wedde van dien ambtenaar heeft plaats gehad. Het ware te wenschcn dat de schrijvers, die zich zoo zeer beijveren om alles wat van de regering uitgaat te hekelen en te bevitten, zich de moeite gaven, de zaken, waarover zij schrijvengrondig te onderzoeken cn te leeren kennenin stede van, door verkeerde voorstellingen, te trachten dei- natie een rad voor de oogen te draaijen cn het vertrouwen op de regering te ondermijnen. «Door zulke handelwijze maakt dat dagblad zich den naam van Nederlander onwaardig. Goede trouw en eerlijke bedoe lingen waren toch ten allen tijde de karaktertrekken onzer Natie." Daar hebt gij de zienswijze der hoeren in den Haag moe dernaakt voor udaar hebt gij de ware voorsmaak van de be zuinigingen die ons te wachten staan. De bezuinigingen van eenige tonnen gouds, die op het inkomen des Konings, op de hooge ambtenaren en op de hooge collegiën van staat zouden hebben kunnen gemaakt worden zouden voor eerst hoogst schadelijk, ten andere zeer gering zijn; maar de hon derden, die men op eene ondergeschikte betrekking of op den reeds schraal genoeg bezoldigden ambtenaar van minde ren rang, uithaalt, die zal men uitmeten in 't oneindige', en uitbazuinen met lof en dank. lntusschen zal de begroo ting dezelfde blijven of nog verslimmerende burgerij zal voortgaan te verarmen de werkman met te verhongeren het vaderland met naar zijnen ondergang te spoeden. Maar, zegt men, waarom zouden wij bezuinigen? Waarom zouden wij den Koning en ons zeiven het oogenoegen aan doen van vermindering te zien brengen in zijne inkomsten? Het volk verdraagt het immersen is even wel gemoed bij onze beloften als bij die van onze voorgangers, even onver schillig thans bij de herziening als vroeger bij de instand houding der grondwet? Waarom zouden wij dan bezuinigen? Dat is waar. Daar weten wij niets tegen te zeggen. Om alle verwijt van onnaauwkeurigheid te ontgaan moet ik UEd. berigtendat ik mij vergist heb toen ik in mijnen vorigen schreef, dat de Heer Breijink in 1830, ter zake van het weigeren van belastingexecutie geprovoceerd heeft. Het was in 1833, u-egens eenenaar zijne meening onregtvaardige polüieboete Bij deze gelegenheid nog het volgende: Overtredingen van het policie-reglement worden hier dage- lijksch begaan en geen wonder: sedert deszelfs geboorte (1826) is het eene plaag der burgerij geweestwant het schijnt voor Siberië gemaakt te zijn. Er komt nog bij dat het sedert jaren voor het publiek onzigtbaar isofschoon dan ook a 50 cent aangekondigd. Te bekomen is het niet; want het is nog in 1846 bij Deurwaarders exploit van de legering opgeëischt, doch te vergeefsch. Daarom krioelt het des Dingsdag's en Don- derdag's bij het Kantongeregt van overtreders van het regle ment, die dikwerf eerst uit de acte van beschuldiging hunne overtreding bemerken, doch het is op deze wijze een vet baantje voor de vervolgers. Practica est multiplex. Men hoort nog niet van eene herziening van het reglement maar wilde jnen daarbij den loop der Grondwet volgen dan liever nog geene herzieningwant het is daar steeds op de beurzen der burgerij gemunt gebleven. De herzieners van het reglement zouden hierin, waarschijnlijk niet achterblijven. Het ware dus beter een paar afgeschreréne reglementen op publieke plaatsen ter inzage te leggen voor circa 18000 zie len dan kan men ten minsten weten wanneer men zondigt. Zwolle, 28 Septr 1848. J Bij de hevige klagtendie men dezer dagen tegen de patent belasting hoort aanheffen, en de schandelijke en wille keurige inquisitie, waartoe zij aanleiding geelt, herinneren wij wat Gogel reeds in 1820 daarvan schreef: Wanneeer de opsteller dezer wetten opzettelijk aangesteld ware geweest, of zich voorgenomen had, een wandrochtelijk voortbrengsel in het belasttngvak te vlechten, kon hij zeker door niemand overtroffen worden. Het geheele opstel draagt het kenmerk van het doel om eene belastingwet in de we- c te brengen, welke de administratie in staat stelt om zonder toedoen van de wetgeving de inkomsten naar wille keur te verhoogen. Het is een ongelukkkig denkbeeld van ve zoogenoemde financiers, dat de verdiensten van den minister en administrerende ambtenaren alleen bestaan in dc kunst om, te regt of te onregt, cn langs alle wegen en mid- rle en, <|e som der inkomsten te vergrootenzonder zich te bekommeren, of men honderde ingezetenen bederft, en of men den vorst of de regering des lands doet zegenen of vloeken. - Gogel zou in 1848 niet anders hebben gesproken. Men denke slechts aan het conflict tusschen tien voormaligen controleur te Zulphen van Lynoen en den voormaligen mi nister van IIall, en zoo vele vcrsche staaltjes als er nu en an van aan t licht komen. Wat moet men dus van een so zeggen, dat die belasting, met al haar onregt en wille keur, zoo lang lijdzaam duldde? —- Nadat de heer Boreel van Hogelanden door den Koning tot Voorzitter ook der Dubbele Kamer benoemd was, de Ka mer zich in 7 sectiën verdeeld had cn deze hunne Voorzit ters en Rapporteurs benoemd hadden hebben de afdeelingen hunnen arbeid aangevangen en dien maandag 1.1. volbragt. De rapporteurs der sectiën hebben dingsdag hunne centrale vergadering gehouden om uit dc verschillende aanteekeningen door eik gemaakt, een algemeen verslag op te maken en zulks aan den Minister op te zenden. Na liet ontvangen van de I beantwoording komen de openbare beraadslagingenwelke men rekent, dat aanstaanden dingsdag zullen kunnen beginnen. In de 'sectien zijn de voordragten van wijziging artikels gewijze overwogen, terwijl de rapporteurs de bedenkingen, vragen enz. die elk wilde kenbaar maken of gedaan hebben, opteekenden voor het algemeen verslag. Men gevoelt hoe weinig dit alles beteekent, omdat de Dub bele Kamer alleen ja of neen kan zeggen en volgens de be staande grondwet geen de minste wijziging in de voorstellen kan makendaar elke verandering der grondwet door eene u'et moet worden vastgesteld, die aande Prov. Staten moet ge zonden worden eer zij de benoeming doet der buitengewone leden. Het algemeen verslag over de grondwetsherziening bij de Dubbele Kamer ziet het licht. In de verschilleude afdee lingen is over het standpunt gehandeld, waarop de, in dub belen getale bij eengeroep ene Kamer zich, met opzigt tot de voorgedragene wetsontwerpen, geplaatst zag. Algemeen heeft men het gevoelen voorgestaan dat de roeping dezer vergade ring alleen is, om uitspraak te doen over zoodanige in de Grondwet te brengen veranderingenwaarvan de noodzake lijkheid door de drie takken der wetgevende vergadering reeds erkend is, en zich beperken moet tot het uitbrengen van een goed- of afkeurend votum over hetgeen reeds vooraf door de gewone wetgevende magt is vastgesteld, en dat het doelloos zijn zoude op nog nadere wijzigingen of veranderingen aan te dringen, vermits de Regering toch niet bij magte zijn zoude, aan de daaromtrent te uiten wenschen gehoor te geven. Des niet te min moest men erkennen dat een opzettelijk onder zoek in tie afdeelingen der thans aangebodene wetsontwerpen en van de afzonderlijke, daarin voorkomende bepalingen niet alleen als eer: bij de Grondwet voorgeschreven pligt der ver gadering te beschouwen is, maar ook eene allezins nuttige strekking kan hebben. 't Is overigens eene echo van het vorige liedje van hopen en vertrouwen en berustendat niet minder vervelend wordt dan het kermisdeuntje: Allemaal larieallemaal larie; alle maal larie en anders niet! Den 27 dezer werd bij de Arrond. Regtbank te Assen, oordeelende in correctionele zaken, behandeld de zaak van Eleazar Davids Keizer, debitant der Kon. Nederl. Loterij te Meppelover 't bekende no. 17894, dat hij van de I1H. Collecteurs alhier had weten te koopen toen daarop reeds was gevallen de prijs van f 100,000. Negen getuigen a charge waren gedagvaard. 't Openbaar Ministerie beweerde, dat, niettegenstaande de civile actie der HH. Collecteurs door schik king was voorgekomen de actie van den strafregter niet was te niet gedaan, en dat het deze zaak te meer moest vervol gen, dewijl de Loterij is eene staatsinstelling, en het ter

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1848 | | pagina 2