«"C fr** Is dit billijk? is (lit wojffd£. eerste geene drukkende, gcene bloedige belasting? Hoc durft de minister zeggen, dat voor eene wedaSve met zes'k'ijiderén jlie van naauwelijks f 3 in de week levenl moetTen huiTpngewoon dwangoffer van f 3Q in (j<ie maanden *ni&t ;z.eejg4jukkend is! o Mogten onze '•greoténj/en regeerders de mrntlcre klassen toch iets beter v:njieti en billijker Bwha«ch?ien! Dit is juist het punt, dat even onstaatkundig als onmensehei ijk is, en waartegen wij steeds te velde zullen blijven trekken. Wij willen geen com munisme, geene gelijke verdeeling van goederen, geen oor log aan den rijkdom geene gewelddadige verstoring van de rangen der maatschappij; maar wij wenschen billijkheid, menschelijkheid sparing voor de mindere standen, opdat die kunnen blijven bestaan en niet stelselmatig vernietigd wor den. Een wijs staatsbestuur zal het wenschelijke en noodza kelijke hiervan zelf genoegzaam inzien. Mogt onze stem met die van zoovele duizenden en duizenden dan niet die des roependen in de woestijn zijn! Onze Tweede Kamer zit" weder te broeijen op nadere be denkingen tegen het antwoord der regering van de beden kingen der grondwets-herziening-ontWerpen. Het is nu bijna 5 maanden dat deze zaak hangende is, en nog hebben wij niets verkregen, terwijl elders reeds geheele nieuwe con stituties ingevoerd zijn. Wat meer is, het onlangs gebeurde met de Eerste Kamer heeft doen zien, dat de aanhangers van behoud en duisternis den strijd niet zoo gemakkelijk zullen opgeven, en dat van dien kant de grondwetsherziening groot gevaar dreigt. Of dit op een wettelijken weg zal te verwin nen zijn, schijnt nog zoo heel zeker niet; althans zal het niet zonder veel tijdverlies, moeite en opofferingen kunnen geschie den. Wij zien er weder uit, dat het veel gemakkelijker is, iets geheel nieuws te maken, dan oud knoeiwerk dragelijk te herstellen. Wij herinneren ons hierbij de anekdote van den voerman en Pope. Zoo als men weet was deze "zeer gebrekkig en mismaakt van persoon. Hij had tot vloek- oi stopwoord: God verbetere mij!" dat nu op zich zeiven wel geen kwade wensch is, maai bij hem meer uit gewoonte, dan uit innerlijke overtuiging telkens voor den dag kwam. Eens met een voerman rijdende, naast wien hij op den bok zat, herbaalde hij die uitdrukking .7.00 dikwijls, tot de voerman eindelijk zeide»Hoe, u ver beteren? Onze lieve Heer kon waarlijk veel gemakkelijker een geheel nieuwe maken P' Ook op ons belastingstelsel kan deze sententie met voile regt worden toegepast. Waarom ook hierin geene geheele vernieuwing, in plaats van het gedurige stoppen en uitlap- pen Waarom schijnt men zich in onze staatsinstellingen steeds aan versleten en uitgediende vormen te willen houden, en den moed niet te hebben betere en geheel nieuwe te scheppen? Zal ons land weder verjongd en bloeijend worden dan hebben wij radicale hervormingen noodig; van de tegen woordige instellingen is bij geene mogelijkheid volksgeluk en welvaart te verwachten'. Zoo als men weet heeft Z. M. het aangeboden ontslag van den Minister Donker Curtiüs niet aangenomen en is die heer dus in zijne betrekking gebleven. Wij verheugen er ons omdewijl zijne aftreding weder tot nieuwe verwikkelingen zou hebben aanleiding gegeven, waardoor welligt de zaak der grondwetsherziening niet zou bespoedigd worden. Vindt de heer Donker Cüp.tius zich .zeiven moed en kracht om zijne grootsche taak de vestiging eener eenvoudige en zuinige staats- inrigtingtot stand te brengen, dan juichen wij hoogchjk in zijné aanblijving, en wenschen dat het gebeurde hem dan ten prikkel moge zijn het werk met spoed en kracht door te zet ten en zich door geen invloed van welken kant ook, van den regten weg ie lalen afbrengen. Veel vreemds en onbe grijpelijks is er echter nog in dit gansche voorval, waarover de tijd en omstandigheden misschien later inlichting zullen ge ven. Wij willen echler onze bedenkingen vooreerst nog ach terwege houden en hopen dat ze ten gunstigste opgelost mo gen worden. Eéne opmerking zeggen wij echter het Heldcr- sche weekblad na «Het gebeurde levert-verder nog een opmerkelijk bewijs voor het llooge Nut eener eerste kamer. De bestemming dier kamer is, volgens hare verdedigers, om in tijden van span ning alle noodlottige gevolgen der overijling te voorkomen, een bolwerk voor den troon tegen alle onberaden nieuwighe den te zijn enz. Thans beleven wij zulke tijden. Er worden dringend groole hervormingen geëischt, de eerste kamer wil nu aan hare bestemming beantwoordeneen spaak in het wiel van den wagen stekendie naar haar oordeel te hard voortholt, en nu, in plaats van haar dankbaar te zijn, dat zij doet, waarvoor zij in het leven is geroepen, nu voegt de minister bare leden toe, dat zij hun stelsel van behoud in een stelsel van tegenstand hebben doen overgaan. »Nu wordt men boos en verwijt hun, dat zij de rust van bet Rijk op het spel zullen zetten. Zoo zal het altijd gaan. In gewone tijden zal de eerste kamer naauwelijks opgemerkt worden in tijden van spanning zal men het bolwerk verzoe ken zijne kanonnen te laten zwijgenonder bedreiging van het anders met geweld in te nemen. Eene beoordeeling van Diefenbacu's vergleichendes JVör- lerbuch der Gothischen Spracliein het Lctterl. Maandschrift nü. 8, eindigt de geleerde Dr. J. 11. Halbertsma met de volgende woorden die evenzeer van zijn geestigen luim ge tuigen als belangrijke wenken omtrent ons hooger onderwijs bevaltcn »Ik vestig mijne oogen nog eens op het metelooze veld dei- Etymologie van het Germaansch en op de kennis van alle Germaansche en Scandinavische talen die deze Etymologie ten grondslag liggenik zie dat dit slechts de voorbereiding is tot eene diepere kennis van het Nederlandschzoowel in zone middeneeuwsche vormen als in die, tot welke het zich latei- bij, trappen ontwikkelde. Rij dezen blik sla ik de handen van verbazing in elkander over den moed onzer Hoogleeraren in Neggi-landsche taal en welsprekenjd?]heidNiet alleen zijn zij ge roepen om de nationale vertegenwoordigers en voorgangers in de studie van het Nederlandsch te zijn maar in dezelfde be trekkingen treden zij ook op voor de geschiedenis der Nederlan denWelligt de leerzaamste en belangrijkste, maar tevens de ingewikkeldste en uitgebreidste van aile geschiedenissendie ooit te boek zijn gesteld om te zwijgen van stijl en uiterlijke wel sprekendheid, die als een paar toevoegseltjes aan hunne stoelen gehecht zijn. Van deze ongelukkige menschen zwoegende on der den atlas, welken men op hunnen nek gedrukt heelt, wil men nog geniale denkbeelden en diepe blikken tot op den bodem der aan-hun onderwijs vertrouwde vakken; men wil, dat zij de wetenschap vooruit zullen brengen, ongedachtig, dat zij niet eens den tijd kunnen vinden, om slechts het allervoor naamste over het onderwerp hunner collegiën te lezen, ik laat staan te herkaauwen en te verteeren. Neen nimmer zullen wij de wetenschap en het hooger onderwijs op de hoogte onzer naburen brengen zoo lang wij naar gelang de weten schap zich uitbreidt, tevens onze leerstoelen niet vermenig vuldigen en voor ieder vak hetwelk een' geheelen man vor dertgeen' geheelen man afzonderen. In een rijk als het onze hetwelk eerlang in zijne grootste lengte door den stoom tot eene korte dagreize dreigt in te korten; in zulk een klein land is het eene der grootste overtolligheden om niet te zeggen dwaashedendrie universiteiten te hebben. Het is verre boven onze middelen drie universiteiten in verhouding tot de tegenwoordige wetenschap te brengenen door onze krachten op drie punten te verdcelcn verzwakken, ja, vernietigen wij ze dikwerf. Wij moeten al het personeel en al de kabinetten onzer drie Academiën op één punt concentrerenom eenigzins (en niet meer dan eenigzins) aan de tegenwoordige behoeften der wetenschap te kunnen beantwoorden. Het gezond verstand zegt het ons; het onderwerp, dat wij behandelden; de even redige uitbreiding van alle andere wetenschappen; het perso neel en. het materieel der Duitsche Universiteiten van den 2den en 3den rang; alles stelt ons deze waarheid klaar als het zon nelicht voor de oogen. En wat belet ons dan om die waarheid in praktijk te brengen? Een grootsch denkbeeld een denkbeeld den kruidenier waardig; dat namelijk de wetenschap daar is om de accijnsen van een paar steden en het bestaan hater kleine burgers wat te verbeteren. Gelukkig dat onze regering aan de wetenschap een hooger en uitgebreider doel toekent; het doel om geheel het vaderland met al liet licht, dat de eeuw haar bijgezet heeftte bestralen om het beheer onzer koloniën te verbeteren, handel en scheepvaart uit te breiden de chemie op onzen gebrekkigen landbouw, en de regelen der staatshuis houdkunde op ons inwendig beheer toe te passen ons veeg crediet op onwankelbare grondslagen te vestigen, de middelen onzer zelfverdediging in behoorlijke verhouding tot elkander te biengen het doel, met éen woord, om ons vaderland te doen zijn, waarvoor het vatbaar is, wel klein, maar nog be zield met elementen van kracht en leven, die ons de nijd en de bewondering van Europa zullen doen zijn, indien die ele menten slechts volgens de theoriën der laatste wetenschap, die de vereenigde en hoogste praktijk zijnontwikkeld worden. De regering begrijpt dit hoogedit glorierijke doel der weien schap, en zij zal er haai', wij zijn des verzekerd, met terzijde stelling van aile kleine plaatselijke belangen aan doen beant woorden." Zoo deze laatste regelen niet ironicé bedoeld zijn zijn ze zeker meer het uitvloeisel van eene vurige hoop dan van een stellig geloof. Moge die hoop spoedig vervuld worden.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1848 | | pagina 2