De 'sGravenhaagsche Nieuwsbode schijnt zich het pri
vilegie van onzin en drogredenen nog steeds voor te behou
den. Zotter redeneringen lazen wij in lang niet, dan in dit
blad van 29 Julij waar het tegen vermindering van het in-
komen der kroon ijvert. Indien wij zoo iets in een opposi
tieblad gevonden hadden zouden wij 't voor bijtende satyre
gehouden hebben. Men oordeele«Wij zullen niet spreken
van de verpligtingen die de Natie heelt aan het Huis van
Oranje! Wij zullen niet eens spreken van de verliezen en
opofferingen die het Huis van Oranje in vroegere dagen ge
leden heeft om Nederland; niet vragen of Nederland weiligt
ook daardoor niet schuldenaar is geworden van het Huis van
Oranje, en of op ons niet berust de zedelijke verpiigling
om die verliezen, die om ons geleden zijn, zoo veel in ons
vermogen is te vergoeden
Ja, lezer, het staat er, en gij vergelijkt- zeker met mij
den toestand van dat Huis van Oranje, toen het in 1725
met eene visscherspink ons land verliet en in 1813 weer
terug kwam, bij dien in welken Willem I in 1840 naar
Berlijn vertroken den tegenwoordigeu toestand van dit
Huis. Is het niet zeer onstaatkundig van dit blad tot zulke
vergelijkingen aanleiding te geven
Maar het hoofdargument ter verdediging van het hooge
inkomen der kroon isdat men moet zaaijen om te maaijen.
Hoe grooter dus het inkomen des konings is, hpe meer dat
de natie er voordeel van zal hebben. Heeft men nu ooit
dwazer redenering gehoord? Heeft de schrijver dan geen
flaaiuv idee van productieve of improductieve uitgaven Weet
hij dan niet, dat dergelijke bestede kapitalen cónsumtief ver
bruikt worden, en niet alleen geen voordeel aanbrengen,
maar het volk genoegzaam voor het geheel verarmen De en
kele leverancier, die er van geniet, kan in geene verge
lijking komen bij het geheeie volk dat er toe betaalt. Het
is alsof ik b. v. f 1000 geef, die ook weder geheel tot aan-
koopen bij mij besteed worden. Nu heb ik, volgens de
Nieuwsbode, hier een groot voordeel bij. liij eene zeer ge
ringe mate van gezond verstand is het echter duidelijk, dat
al ontvang ik dc gansche f 1000 weer terug mijne winst
daaraan misschien f 100 moge zijn doch ik de overige f900
onherstelbaar verloren heb en daarvoor armer ben geworden.
Is het niet onbegrijpelijk dat in den tegenwoordigeu tijd
zoo iets nog kan gedrukt worden, en men zich zelf' en de
zaak, die men wil verdedigen, zoo zeer compromitteert.
Ofschoon dit dus wel het beste bewijs is, dat er niets af-
doends voor het hooge inkomen der kroon kan gezegd wor
den, blijkt het echter dat de Regering hiervan niet wil al-
wijken. Immers haar antwoord op de gemaakte bedenkingen
der Tweede Kamer geeft te kennen, dat, bij de Regering de
overtuiging even levendig als krachtig blijft bestaan dat door
den koning al die opoffering is gedaan, welke met het be
houd van de uiterlijke waardigheid van net koningschap ver-
eenigbaar is. Zij oordeelt dat eene gelijkstelling van Neêr-
lands-Kroon-inkomen met dat in andere constitutionele Sta
ten van denzelfden of minderen rang, ten nadeele der waar
digheid van het koningschap hier te lande zoude uilloopen.
Z. M. is verder bereid om in ruime mate te deelen in het
brengen van die offers op het altaar des Vaderlands, welke
de druk der tijden aan het Nederlaridsche volk onvermijdelijk
zal opleggen; eene bereidvaardigheid van welke het der rede
ring aangenaam is, op 's konings uitdruk kei ij ken Jast bij deze
aan de kamer en in het algemeen aan de natie, de pïegtige
verzekering te kunnen geven. Die afstand der kraan-do
meinen wordt nu in de grondwet opgenomen, en voorts
daarbij vastgesteld dat bij elke nieuwe trfttsnsbekliminiri» het
inkomen der kroon door de wet wordt geregeld.
rije
Prof. Opzoomer heeft een ttoecde stukje over de
verkiezingen uitgegeven vooral met het oog op 'tgeen Prof.
Vreede daar tegen geschreven heeft.
Op eene duidelijke wijze toont hij het onvoldoende van
zoogenoemde historische redeneringen aan. Inderdaad ze«t
hij, er is geen enkele waarheid, geen enkel begrip, geen en
kele instelling, die niet uiet feiten kan bestreden worden.
Ilet is zeer duidelijk waarom men van feiten een zoo ver
derfelijk gebruik kan maken, en ze kan aanwenden tegen al
les wat groot en goed is. Talloos vele zijn de draden, waar
aan een feit, hoe gering het ook schijne, verbonden is; zoo
ée'n dier draden uwe hand ontglipt, begrijpt gij het feit niet
volledig. Van daar dat de meest strijdende partijen zich. met
dezelfde hevigheid op dezelfde gebeurtenissen van het verleden
beroepen. Men laat zich spoedig verleiden, om aan de groole
hoofdzaak de gevolgen toe te schrijven, die alleen aan neven
omstandigheden te wijten waren, en haar daarnaar te beoor-
deelen. Het getal der betrekkingen, waarin een feit geplaatst
is, is oneindig; slechts zeer weinigen kent men, en uit die
weinigen maakt men zijn vonnis op!
Een onpartijdig onderzoek dier historische tegenwerpingen
toont aan dat ze eei vooi dan tegen de directe verkiezingen
pleiten, en de gebreken er van niet aan de zaak zelve, maar
aan de slinksche wijze waarop men die wilde verkrachten,
te wijten zijn Omdat de regering op de schandelijkste wijze
omkoopt zal daarom het volk niet mogen kiezen maar zul
len de kiezers nog nader bij d,e omkoopende regering wor
den geplaatst? 0
«Wij zien op den weg van ons bein™ u
i- 4. i u uel00g nog eens terug,
zoo eindigt hij „Het .s ons gebleken, dat wijsgcerige begin
selen over het wezen van den staat vóór de instelling °der
regtsti eeksche verkiezingen pleten, en dat geen feit? hoe
krachtig ook m staat ,s een beginsel te ontzenuwen. - - Dat
stelsel verdient waarlijk hoogst eenvoudig te heeten Allen
die tot de welgezetenc klassen der u i
l i 9 utr maatscnappii behoorenen
d,e dus over het geheel de gemeene zaken ter harte nemen
en beoordeel enwenschen w,j tot de verkiezing hunner afge
vaardigd in gemeente provincie cn staat toeb te laten. Hen
daarentegen, die beneden die klassen staan, willen wij, om
dat .neer het geheC in de gemeene zaken geen deelnemen,
van alle staatsregtehjke bevoegdheid uitgesloten houden. In
ta1>.?ei,.anSen ,s naai het ons voorkomt, orde en consequentie.
oie gemeentelijke en provinciale keuzen wil men, »dat
het democratische element z,ch onbelemmerd zal uitdrukken
maai bij de keus der staafsvertegenwoordig'ers ducht men dat
democratische element. Heet dat zich zeiven gelijk blijven?
Daarbij er is in den staat geen monarchaal, geen aristocra
tisch of democratisch element meer; er is slechts één eenig
c tiiien en a is geen ander dan juist het democratische,
het volk zelf. Monarch en aristocratie, alles is op het ge-
heel, hel volk, den demos, gegrond.
Wij hebben andermaal onze stem 'verheéenmoge zij niet
vruchteloos weerklinken! De teekenen des tijds zijn voor den
vooruitgang met gunstiger geworden. Dat er ontwikkeling
komen zal, is zeker, maar het is niet hetzelfde, of zij rustig
dan wel door schokken tot stand kome. Wij hadden het eer
ste verwacht, wij beginnen het laatste te vrcézen. De Zuid-
Hollandschc verkiezing opent geen' blijde toekomst. Die in de
pluals van Luzac was de eenige ontmddelijk gewigtige. Bij
de aanstaande beoordeeling der grondwetsherziening had men
hem moeten kiezendie den meesten invloed op haar heeft
uitgeoefend. Men denke over Tuorbecke zoo als men wil
thans vooral had niemand dan hij de afgevaardigde moeten
zijn. En toch hij is ter naauwer nood in aanmerking geko
men. In de keus van van oer Heim, die ook thans openhar
tig voor zijne staatkundige beginselen uitkomtleverde men
het bewijs, van welken geest men doordrongen is. Is het
wonder, dat men de regten onzer aristocratie bestrijdt, waar
men zulke werken van haar ziet uitgaan? Wat heeft zij ver
ligt, dat het heil des lands kan bevorderen? Bij volkskeuzen
wordt godsdienstige tweedragt gevreesd; dat zij veel meer te
vreezen is van onze aristocraten, heeft de stemming der tweede
kamer over het placet bewezen heeft de synodale commissie
bewezen die zich meer dan belagchelijk heelt gemaakt. Maar
bij al het kwaad, dat onze aristocratie reeds verrigt heeft,
is er thans een veel grooter van haar te vreczen. Die den
stroom des tijds. kunstmatig wil tegenhouden wordt er door
verzwolgen, maar niet alleen hij, ook duizenden rondom hem
die te vergeefs hadden gewaarschuwd. Rampzalig ons vader
land, zoo het door den geest des opstands werd bezocht!
Maar zoo die geest wordt opgewekt en met vernieling rond
gaat, op wien zal dan de schuld kleven? Op hen alleen, die
ook thans, nu overal de volken, des noods met het zwaard
in de \uist, nieuwe, vrijzinnige instellingen eischenzich
vastklemmen aan het oude. Ook hier zal het gelden die wil
behoulen, hij zal verliezen. Maar in dat verlies zal ons va
derland deelen cn medegesleept worden in den val. En als
dan uit dien val een niéuwe orde van zaken verrezen is, dan
velt de geschiedschrijver zijn vonnis: de oorzaak der volks
rampen was bij de partij des behouds."
Moge deze woorden bedacht en behartigd worden!
Onwillekeurig komt ons een glimlach om de lippen zoo
dikwijls wij hooien opgeven van de Eerste Kamer als eenen
nuttigen en noodzakelijken teugel van hartstogt, als een schuts-
dam tegen overijling, en wat dies al meer zij.
Wij kunnen ons zoo iets ais noodig voorstellen in Frank
rijk, Italië en zelfs in België; maar waarlijk onze Tweede
Kamer maakt zich zelve een al te vleijcnd komplimentwan
neer zij in eene Eerste eenen breidel barer voortvarendheid
noodig acht; en het volk van Nederland moet al zeer vreemd
opzien, wanneer zijne tegenwoordige ministers het van onbe
suisde drilt verdacht houden, en de noodzakelijkheid betoo-
gendat ooit de niet aanzienlijke vertegenwoordigers, welke
dit volk zal hebben te kiezen, door eenige andere, wel aan
zienlijke vertegenwoordigers, binnen de perken gehouden moe
ten worden.