jTJ&r arre"°rr zai zijn'
0VDe h^rr^Z^r^^1 -erkte, -Jat de vlieger opging,
ue neer taber van j voj|{onu.n Zij„e meening
Iïo< lukotêseu der S^roou.
geven, opdat de natie zien moge
en haastte zich le verklaien, drukken alleen voor de le-
was, want anders zou hij van nei u
den gesproken hebben. (jg commissie van Rapporteurs
De vergadering bes00 herziening uit te noodigen, om
teihedaard,'dtknatienw«'r 'inMe' gelegenheid gesteld om kennis
C" 1 I
De Kamer zaJ er ev
zal het volk laten lezen en praten
sc hr ij-
hóe het zou iiio'eten zijn; de heeren zuilen
en te petition neren en artikels te schrijven in de
dagbladen- Pe r'""' zal er evenveel notit,e va" "eme" a'S
de Regeringzij
ven en zeggen I
bepalen hoe het zijn zal.
Toen in het ontwerp van gewijzigde Grondwet bijna geene
verandering in de bepaling van het inkomen der kroon bij ver-
Ajting Jat de Grondwet van 1840, gevonden werd waren
er die meenden dat de commissie aan Z. M. de eer had wil
len' laten, om zelve eene gepaste vermindering van dat inko
men voor te stellen. Het ontwerp is daarna in den Minister
raad en in den Staatsraad onderzocht, maar drt kapittel is
gebleven en aan de Staten-Generaal voorgedragen, zoo als
het was.
■Volgens de laatste Staatsbegrooting van Augustus 1847 be-
clrflgcn
de uifgaven voor het inkomen van den Koning f 1,000,000
w van den Prins van
Oranje - 200,000
u b onderhoud der koninklijke
paleizen- 50,000
bij de wet van 26 Augustus 1822 zijn aan den
Koning domeinen algestaan ooi een inkomen
te verschaffen van500,000
Prins Frederik der Nederlanden heeft ingevolge
de wet van 25 Mei 1816, Staatsblad N0. 25,
uit domein-goederen in de omstreken van Breda
een inkomen van ongeveer190,000
f 1,940,000
Daarenboven zijn de Koning, alsmede de Prinsen en Prin
sessen van zijn huis, vrij van alle personele lasten dat is van
de belasting op de huurwaarde, de deuren en vensters, de
haardsteden, het mobilair, de dienstboden en werkboden en
de paarden.
Dan vindt men nog vermeld bij den Grooten Staf van hel
leger.
Opperbevelhebber Z. M. de Koning.
"Veldmaarschalken Z. M. dc Koning.
Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden.
Luitenant-Generaal Z. K. H. de Prins van Oranje.
Verder
Admiraal van de Vloot Z. K. II. Prins Frederik der Neder
landen.
Kolonel ter zee Z. K. H. Prins Willem Frederik Hendrik.
Worden deze hooge waardigheden zonder bezwaar van
's Rijks schatkist waargenomen? de beantwoording dezer
vraag moeten wij, bij gebrek aan de noodige wetenschap, aan
een beter onderrigte overlaten.
Omtrent de aan den Koning overgedragen domeinen is het
der moeite waardig, de wet van 26 Augustus 1822, Staats
blad N°. 40 na te zien, daar vindt men een catalogus, groot
172 pagina's van onroerende goederen destijds berekend een
inkomen van 5 tonnen gouds op te brengendoor de
scheiding met België met vier en twintig duizend een honderd
(24,100) bunders bosschcn in dat land, en met eenige lande
rijen in de provincie Limburg gelegen, op 15 pagina s ver
meld, verminderd; zoodat er nog een catalogus van 154 pa
gina's vermeldende bouwhoven, weiden en landerijen in Noord-
BrabandZeeland, Zuid-Holland en Gelderland overblijft, en
bij deze domeinen vindt men alle de doniiniale tienden (in
vroegere eeuwen het voornaamste inkomen van dc Heeren
dezer landen) in de provinciën Zeeland, Zuid-HollandGel
derland en Utrecht als toegift met enkele regels ingevoegd;
volgens de laatste Staatsbegrooting van 9 Augustus J847
brengen deze overgebleven domeinen nog f 500,000 op, waar
uit. blijkt, dat vader Willem 1. zich in 1822 ruime maat
heeft laten toemeten.
Wanneer de domeinen aan Prins Frederik afgestaan naar
denzelfden maatstaf berekend ziin komt Z. K. li. zeker niet
aan de f 190,000 te kort.
Uit Staatsstukken blijkt het dus, dat het inkomen van het
koninklijk geslacht uit de Staatskas en uit domein-goederen
jaarlijks ten minsten f 1,940,000 bedraagt.
De cenige verandering die dc commissie tot herziening
daarin voorgeslagen heeft, is, dat de f 50,000 voor onder
houd der koninklijke paleizen uit de Grondwet zouden weg
vallen, maar naar het schijnt op de jaariijksche begrootingen
in hooger of lager bedrag, naarmate van de behoeften, over-
gebragt worden.
Uil do memoi ie van toelichting, tot de herziene herziening,
vernemen wij, dat zijne Majesteit mot de daad den eigendom
van alle die goederen, zonder eenige vergoedingaan den Staat
afstaaten alléén voor zich en zijne opvolgers in de Regering
van dit Koningrijk, de opbrengsten van die goederen bedingt.
Er zijn er die vragen wat L. M. nu méér van die goederen
heeft of hebben kan dan de opbrengsten? wat heeft ieder bij
zonder pcisoon méér van zijne vaste goederen dan de op
brengsten
Dc memorie zegt: daardoor worden die goederen Staats Do
meinen, verbonden aan de kroon. Nu zijn er ook wederom
die viagen of de grondlasten en tractementen van dc rent-
ineesteis dier goederen dan ook niet op de begrootiiw onder
de staatsuitgaven gebragt en daaruit betaald zul lm moe
ten woiden terwijl Z. M. enkel de opbrengsten voor zich
bedingt. D
Maar, zegt dc memorie, dit is eene vrijwillige opoffering
waardoor Z. M. aan zijn eigen patrimonieel goed eene aan
zienlijk vermindering doet ondergaan eene vrijwillige opoffe
ring welke bij de schatting van het inkomen der kroon wel
verdient in aanmerking genomen te worden.
Zalig zijn ze die gelooven en niet zien daarom zullen de
twijfelaars wei doen die opoffering Je gelooven en ze te gra
veren op de "gedenkzuilen der dankbaarheid, der eeuwen
tand te.sterk, en, bij het loeijen der orkanen, onwrikbaar
vast, die, volgens de Excellentie van Binnenlandsche Zaken,
in onze harten en die onzer kinderen en kindskinderen opge-
rigt zijn."
Maar het is te hopen dat onze Staten-Generaal minder
volgens het geloof', Jan volgens bewezen daadzaken zullen
werken en in aanmerking zullen nemen dat de jaariijksche
begrooting van uitgaven nagenoeg 72 millioenen guldens be
draagt, en dat er jaarlijks, niettegenstaande alle de belastin
gen die betaald worden, nog verscheiden millioenen te kort
komen, wanneer die niet uit de uilkomsten der Oost-Indische
bezittingen aangevuld worden.
Dat er jaarlijks ruim 36 millioenen renten van gemaakte
schulden worden betaald, en dat nadenkende ingezetenen wel
weten aan wie zij het grootste gedeelte van dien lastpost te
wijten hebben.
Dat in dit jaar aanmerkelijke vermindering van inkomsten
in ontvangst van personele belastingen en in opbrengst van
coloniale producten door daling der prijzen en daarentegen
verhooging van uitgaven in de Departementen van Oorlog en
Marine, te wachten zijn.
Dat de armoede gestadig toeneemt, dat millioenen daarvoor
besteed moeten worden, en echter slechts leniging, geen geT
nezing-kunnen veroorzaken.
Dat de herziene grondwet weinig genoegen zal geven wan
neer die ook geen materiële voordeelen oplevert, en dat de
aardigheid van de directe verkiezingen spoedig af zal wezen
wanneer de direct verkozenen nog al zwaarder lasten zullen
moeten opleggen dan hunne voorgangers.
Dat naburige Vorsten hunnen Staat kunnen ophouden zon
der daartoe zoo groote inkomsten van den Staat noodig te
hebben.
Dat de laatste Stadhouder eene Vorstelijke Hofhouding hield
en zijn Staatsinkoinen echter slechts een vierde gedeelte van
het tegenwoordige inkomen der Kroon bedroeg.
Het is daarom te hopen, dat de Staten-Generaal in overleg
met zijne Majesteit zullen treden, om het inkomen der Kroon
te verminderen, en met het zoo veel verminderde vermogen
der ingezetenen in evenredigheid te brengen. H.
De vergadering der Provinciale Staten van Overijssel
schijnt gebukt te gaan onder het gevoel, dat zij op hare laat
ste beenen loopt. Zoo belangrijk de debatten in de beide
vorige jaren waren, zoo (laauw zijn zij nu. Het blad Over
ijssel schijnt dit ook te begrijpen want het rept er niet eens
vanterwijl het vroeger uitvoerige verslagen gaf. De eenige
zaak, die nog wat aardigheid zou aangebragt hebben, het
adres van den griffier der Staten over de miskenning, die hij
op het Provinciaal gouvernement ondergaat, is ook op niets
uitgeloopen, want de griffier heeft aan de Staten bekend ge
maakt, dat hij, uithoofde vele leden hem zulks aangeraden
hadden, zijne klagte terugneemt. Als het overigens nog
ceuig bewijs behoefde, dat het, op den keper beschouwd,
met deze vergadering al niet veel beter gesteld was, dan met
de Staten-vergaderingen in andere^ gewestenzoo wordt dit