NIEUWS- Ei ADVERTENTIE-BLAD. 27 Mei 1848. N°. 22. KALËI1HM00P. Dit blad verscbfjnt geregeld alle Zaturdageo. De rijs van het aboooement is voor ZwolleDeventer, Zutphen eo Apeldoorn *75 eent in de drie maanden overal elder» franco per post8T/2ceut. Alle post kantoren nemen bestellingen aan. De prijs der Advertentiën is van één tot vijf regels 50 cent, en 10 cent voor eiken meerderen regel, be halve 55cent zegelregt bij iedere plaatsing. De Advertentién moeten vóór Vrijdag middag vier uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franco geschieden hetzij door bemiddeling der Post kantoren, of te Zwolle bij W. E. J. Tjbenk Willink Deventer, A. Teb Gunne; ZutphenJ. II. Mellihk; Apeldoorn, B. Gunning, ZWOLLE, DEVENTER, ZUTPHEN, APELDOORN. Rir.VKvrr.it Vrijdag 20 Mei. ESe staat een burgermtm. Bezuinigingen! Spreek er over uiet een fatsoenlijk man, die kennis van zaken heeft, en, 't zij om zijnen vetten post't zij om zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer, geregtigd is om meê te spreken, hij zal u met het voornaamste gezigt van de wereld en op den toon der innigste overtuiging zeggen: »lie- nzuiniging is een hersenschim. Geloof' mij ik heb er jaren «over nagedacht met de fijnste berekeningen is er geen «f 10,001) te bezuinigen, zonder den gang der zaken te bc- lemmeren." Ieder opposant, ook onder de groote heeren spreekt van bezuiniging, zoolang hij opponeert, maar als het cr toe komen zal, om op te geven wat bezuinigd zal worden dan blijft het bij algemeene*verzekeringen en wordt hij in de gelegenheid gesteld ze te maken, dan trekt hij de melk op. Eene uitzondering maakte de edele Graaf van Recuteren, die deze tijden, welke hij mede heeft helpen voorbereiden, niet heeft mogen beleven. 41 ij liet het niet bij algeineene aan - vallen en uilroepingen; hij beproefde zijne krachten aan eene puntsgewijze opgave van 'tgeen bezuinigd kon worden, en had cr weinig dank voor. De overige negen mannen, en onder deze de heer van Dam van Isselt hadden niet minder de ver andering der staatsregeling aangedrongen met de noodzakelijk heid om te vereenvoudigen en te bezuinigen, en nu die ver andering der staatsregeling voor de deur staat, maant hij het volk van Nederland aan ora rustig te blijven, onder anderen ook daarom, wijl uien zich gecne illusion moet maken van groote bezuinigingen in het huishouden van den staatdieniet mogelijk zijn; en haalt hier, minder edelmoedig, hetgeschrift van den overledenen Overijsselsehen Graaf bij, die zich niet meer kan verdedigen, als behelzende meer goedgezinde, dan goed berekende opgaven. Zoo gaat het met de meesten; het ontwerp der nieuwe Grondwet is er ook niet op geschoeid, en wanneer wij de Engelschc constitutie van Graaf Scihmmbl- penninck gekregen hadden, zou het er met het budget ook al niet veel beter uitgezien hebben. Gelukkig hebben wij nu het woord vereenvoudiging en bezuiniging uit den mond eens Ministers gehoord, dus van hem die ze moet invoeren. De Minister heeft ze aangedrongen op grond, dat onze natie zich onderscheidt door eenen eenvoudigen burgerlijken zin. Dat was een waar woord. Wij zijn eene burgerlijke natie, een bur gerlijk volk. Maar onze staat was tot hiertoe een hoog fat soenlijke staat onder de staten onze staat was een aristocraat in den volsten zin van 't woord. Uiterlijke praal in een luis terrijk hof, ambassades, paraderende militairen, tallooze sleep van ambtenaren en postbcklceders en eenc schatkistdie "t niet tuigen kon; te meer voornaamheid, hoe schraler de beurs. Een aristocraat landheer zoekt in zulke omstandigheden hulp in het verhoogen der pachten zijner meijers, maakt schulden en neemt hypotheken op; en onze aristocratische staat zoekt het in het productiever maken der belastingen en mergelt zijne burgers uit, en maakt schulden en doet leeningen dat moet veranderen. Onze natie is een burgerman, en een burgerman woct leven als een burger. Weet ge niet, dat cr geen trot- seher, ijdeler en verkwistende!' aristocraat is, dan de burger man, die zich boven zijn stand verheft en een staat gaat voeren als een groot heer: geen aanzienlijke van geboorte zoo snoevend op zijn voorgeslacht, zoo pronkerig met zijn geld, zèo bluffend op zijne manier van handelenzoo ingenomen met zijn karakter, zoo overtuigd, dat zijne staatsinrigting zijne godsdienst, zijn onderwijs, zijn zuivel, zijn zijn alles het beste ter wereld is; die zoo los is met zijn geld, wanneer men hem beduidt, dat hij ziju fatsoen moet ophouden. Onze staat leeft tot hiertoe als een aristocraat. Hij denkt niet aan de toekomst, maar neemt het er gemakkelijk en goed van; hij verteert zijne inkomsten en meer, maar vraagt niet naar het kapitaal en ijver en zuinigheid om het te verbete ren zijn kleinburgerlijke dingen, waartegen hij altijd eene verbazende antipathie gevoeld heeft. De staat moet een burgerman worden zoo als de natie het is, «die zich door geenen uiter 1 ijken schijn iaat verblinden," zegt de minister, «die zich geene behoeften schept, waar aan «hij of niet, of slechts door betamelijke middelen op den «duur kan voldoenwien die orde, die zucht van naauwkeurige «berekening, die zuig voor de toekomst kenmerkt, welke zoo «bijzonder onzen landaard kenmerken." Die alleen geld over heelt voor degelijke zaken, en wanneer hij merkt, dat zijne uitgaven zijne inkomsten overschrijden, niet zijne toevlugt neemt tot den geldschieter, maar aan 't bezuinigen gaat, en de tering naar de nering zet. Maar waarom gebeurt het niet? Waarom blijft het altijd bij woorden, en waarom, zoo men al iets bezuinigt, blijft zulks tot de beperking eener academische inrigting van een f 1000of tot het pensioneren van eenige ondergeschikte ambtenaren bepaald, volmaakt als een fatsoenlijk man, die, als hij zegt zich te gaan bezuinigen, zulks altijd met het „voed sel zijner dienstboden begint? Zal men dan nimmer doortasten Vooreerst ten minste nog niet, goede Nederlander. De druk der belastingen, het gevoel, dat zij ondragelijk zijn, en daarom, ten koste van wien en wat ook, behoorden ver minderd te worden, zit bij den burger en den arbeidsman, die klagen, maardulden. En de aristooraatdie regeert lacht de klagers uit; of voelt zich ten minste niet geroepen om uit liefde voor derden de vaak zoo netelige en steeds zoo werkzame (zoo hij zegt) taak te aanvaarden van wezenlijke bezuinigingen te maken, ten koste van zich zelve, van zijne goede vrienden en medearistocraten met wie hij zoo dage lijks omgaat, en ten bate van het volk, van -mcnschen, die hij nimmer ziet, dan als dienst bewijzenden of aanbiedenden. Ora wezenlijke bezuinigingen te krijgen moeten eerst de belastingen ten koste der rijken en hoogste standen gebragt worden. Dan zal men eerst hooren dat do uitgaven moeten verminderd worden, wijl de belastigen te hoog zijn opge voerd; dat de natie onder zulke lasten te gronde gaal; dat er zonder aanzien van personen moet bezuinigd worden. Maar dan zal men 't niet alleen hooren beweren, dan zal men 't ook zien gebeuren. Want de grooten zullen hunne belanden bij het Gouvernement beter doen gelden en met meer kracht

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1848 | | pagina 1