Op art. 74. De eerste kamer dus aristocratie van het geld?
Dkn nog liever aristocratie van geboorteen rang. Maar lievei
dan deze, aristocratie van verstand, wetenschap en burger
deugd. En hoe weinig heus zal er zijn uit zulke sehatiijke
(dikvijl. misschien domme, ongelikte, luije) Nababs? Zal een
tiental van die Cresussen eenen goeden maatregel kunnen te
genhouden? En waarom moeten zij eene afzonderlijke kamer
uitmaken? Met de tweede kamer vereenigd konden zij ten
minste nog overstemd worden. Maar om 111 de tweede kamei
mede te delibereren, zijn zij misschien ongeschikt? VW-liiu,
dan zijn zij nog ongeschikter 0111 onder zich en hulpeloos te
delibereren. Dan is en blijft de eerste kamer een vijlde rad
aan den wagen.
Op art. 81. Een tractement van 2500is voor een lid
van de tweede kamer niet te vee!. Reeds nu waien ei ie
hunne stem, wij willen niet zeggen verkochten, maar toch....
Op art. 91. Liever zagen wij aan den voorzitter slechts de
magt gegeven om met gesloten deuren te doen beraadslagen,
of de deuren gesloten zullen blijven.
Art. 124 is niet zeer duidelijk. Men kan het althans zoo
verstaan, dat het veel erger is dan art. 14b der tegenwoor
dige grondwet. Slaat het woord zoodanige op uitvoering of op
takken? Maar altijd kan er groot misbruik worden gemaakt
van de woorden koninklijke bevelen. Over het geheet missen
wij hier, even als overal elders in het ontwerp, eene wel-
omschrevene onderscheiding tusschen de werkkringen der uit
voerende en wetgevende magt. Ja, hier ligt iets vei dei lelijks
in het ontwerp, tlier schuilen de knepen in de hoeken, even
als in de bestaande grondwet. VV ie zegt ons, dat de nieuwe
grondwet eerlijker en loyaler zal worden opgevolgd dan de
bestaande? Het is zoo, de koning zeil heelt zich aan het
hoofd der beweging gesteld. Maar het is voor de tweede maal.
E11 dan nog, de koning is niet onsterflijk. Dat ai t. 124 kon
weldra voor de nieuwe inrigting nog erger woiden, dan ai t.
72 der bestaande grondwet voor de oude mi igting geweest is;
te meerdaar ook het oude hoepen-arsenaal van dat ait.
is pvergewandeld in het ontwerp-art. 68. Alle sla a ts wil moet
wet zijn. Wat geen u-et is moet niet voor staatswil kunnen
doorgaan. De koning en de ambtenaren zijn de levende or
ganen van dien wil, zij moeten dien uitroeien, niet hunnen
eigenen wil; niet hunne eigene besluiten of be-elen: want
deze moeten zelve uitvoering zijn. Er moet zekeiheid en
waarborg in de grondwet liggen, dat zulke besluiten en be
velen enkel uitvloeisels van den staatswil zijn, en den staats
wil nimmer kunnen overschrijden, aanvullen ol wijzigen.
Art 148 is de herhaling van art. 169 der tegenwoordige
grondwet. Het is onduidelijk. Alen kan er uit beweren en
uit tegenspreken, dat speciale verbeurdverklaringen, zoo als er
dadelijks uit den Code penal worden toegepast, grondwettig zijn.
Art. 149 is eene verbetering van de bestaande artt. 171 en
172 Maar eene moeilijke vraag is er in blijven zitten. \V at
zijn vonnissen? Be,chikkmgen op request, in raadkamer, bij
een geheim getuigenverhoor, in de woning des regters, be
velschriften in Strafzaken, enz. zijn óók vonnissen. De bedoe-
~ling der grondwet moet niet strijden met hare woorden, vooral
niet in onzen lijd. Waar de wetgever één persoon is (zoo als
voorheen yyel ol elders) daar kan men vragen naar eene be.
doeling die niet volkomen in de woorden ligt. Bij ons moet
van alle bedoeling blijken uit de woorden, enkel uit de woor
den, den juisten en ge-zonden zin der woorden, den zumeu-
hang van alle de woorden die betrekking op de vraag hebben.
Op art. 150. Indien de koning alleen de benoeming van
den Hoogen raad zal hebben, dan gaan wij weder achteruit.
Art. 155 is onduidelijk. Zijn de tegenwoordige cuntongerag-
ten al of niet «regtbanken van eersten aanleg"? Wij geloovcn
ja Waarom dan niet liever gezegd alle regters? Dat is kort
en sluit alles in. Maar de regering schijnt ook nog eenen
sla" om den arm te willen houden voor personen oi amptu-
biën die over belastingzaken en nieuw-toegedachte conflicten
zouden vonnissen. Daar wil men gcene regters voor hebben,
veelmin voor hun le.cn aangesteld.
Levenslange benoeming van de hoofden aan elk parket van
het openbaar ministerie komt ons zoor, een pleister op eene
wond te zijn. Bij dat ministerie zijn meer bekwaamheden nood.g
dan bij raadsheeren en regters. Deze kunnen nog wel geschikt
zijn ofschoon slechter ter taal, en minder vigilant, liet te
genwoordige kwaad ten aanzipn van het openbaar niiriistene
ligt minder in de Grondwet dan in de regie,hjke organisatie.
De zelfstandige plüjt is hier opgeheven. De procureurs-generaal
en officieren van justitie zijn daarbij verlaagd tot gehoorzame
handlangers der regering. Hun zijn de handen gebonden,
wanneer de regering heult met een misdnjl, ol het andeizins
onvervolgd wil hebben.
Bij art. 162 krijgen de kerkgemeenten de vrije keus harer
leeraren, en het regt om de kerkelijke vooischiilten haler
hoofden af te kondigen. Voortreffelijk op ecnige kleinigheden
na. Behooren onder de benaming van leeraren al of niet ook
hcbreeuwsche-tual-meesterscatechiseer meesters voorzangers,
organisten, kosters, bisschoppen, priesters, kapellaans, non
nen, bagijnen, koorjongens, klokkeluidersouderlingen, kerk
voogden, notabelen, manhegim labbijnen, beestesnijdersdi
akenen thesauriers? Behooren onder die leeraren ook de
hoofden? Zoo ja, waarom dan iets zoo eenvoudigs als het
regt van briefwisseling niet die hoofden bij de grondwet ver
zekerd? Zoo neen, hoe moet het dan, als eene kerkgemeente
met haar hoofd aan het haspelen geraakt over de vraag wie
den leeraar kiezen zal. Wie is dat hoofd? Is hij een hoofd,
als de kerkgemeente vrije keus harer leeraren heeft? Heeft
eene kerkgemeente een hoofd of meer hoofden? Wel ja,
waarom zou zij verhinderd worden in het afkondigen van
voorschriften van hoofden? De drukpers moet immers vrij
zijn, de pen nog vrijer dan de drukpers, de stem nog vrijer
dan de pen. Of die voorschriften van een hoofd van meer
hooiden, of van geen hoofd komen, dat doet er niets toe:
alle afkondiging moet uit den aard dér zaak vrij zijn, al zou
een schoorsteenveger iets boven uit den Schoorsteen willen af
kondigen, in plaats van te zingen. Maar waarom zou eene
grondwet dan tot zulke bijzonderheden afdalen? Of wilde men
zeggen, dat eene kerkgemeente (die wel tegelijk zingen, maar
moeilijk tegelijk afkondigen kan) alleenlijk met hare afkondi
ging verantwoordelijk blijft volgens de strafwet en er alle an
dere wetten vrijelijk mede mag schenden? Och, in dat af
kondigen kan ook zooveel kwaads niet liggen. Maar wél in
de voorschriften die worden afgekondigd. Het ontwerp wil
misschien alle kwaad beschermen dat in zulke voorschriften
mogt liggen. Dat kwaad zal niet mogen geweerd worden
wanneer het van buitenslands komt, nietAruogen verhinderd
worden wanneer het van binnenslands komt. Alleen ligt het
onder verantwoordelijkheid volgens de strafwet. Wel ja, jo
den en protestanten hebben er niets van te vrezen: de paus
is nu eenmaal een ketter, en Italianen zijn veel te simpel om
naderhand ander lokkebrood te geven dan thans. Op wien
kan men ook meer vertrouwen dan op vreemdelingen? E'n 't
zijn geestelijke zaken. Wat heeft de wet daarmee te maken?
Maar moest er dan niet liever niets van staan in de wet?
Veelmin in de grondwet? Overigens, zal de briefwisseling der
kerkgemeenten met hare hoofden al of niet verantwoordelijk
zijn volgens de strafwet? Volgens alle andere wetten althans
wil men die briefwisseling ongehinderd stellen. Maar, dit is
een enorm privilegie. Waarom moet eene kerkgemeente een
(„ivii.-gie nebben boven alle andere gemeenten?
Art. 147 van het ontwerp verzekert alleenlijk het geheim
der brieven onder uitzondering van reglerlijken last overeen
komstig de wet. Mag nu eene kerkgemeente ongehinderd
wissels, bankbriefjes, coupons enz. naar buitenlandsche hoof
den insluiten, of naar buitenlandsche gestichten, instellingen,
missionarissen, jesuiten? Noemen wij de dingen bij den naam.
Mogen zulue buitenlandsche hoofden enz. vrijelijk belastingen
heffen en zich laten overmaken van onze ingezetenen? Door
lands-, provinciale-, gemeente- en polderbelastingen worden
wij waarlijk al wel genoeg kort gehouden. Ons geld behoeft
niet vergeestelijkt te worden, om krachtens zijne vergeestelijkte
natuur over de grenzen te worden weggezonden; en zulks
buiten eenige andere dan geestelijke wederkeerigheiddie alles
behalve vergeestelijkt geld terugzendt.
Art. 165 is "nieuw maar zeer bedenkelijk. Daar wordt iets
in gezegd dat van zelf spreekt, en daarom niet gezegd behoeft
te worden. Maar zoo het gezegd wordt, en in de grondwet,
staat het niet alleen vast, maar al te vast. De tegenwoordige
beroeringen zullen wel door een Europisch congres aan een
eind worden gebragt. Hét ware weiischelijkdat bij zoodanig
congres alle Europische staatsleer!ingénin capitaal en interes
sen, op »/10, of 5/i of 73 wierden gebragt. Zoo dat eens gebeur
de, zouden wij met dat nieuwe artikel den vreemdeling ten
volle betalen, maar van den vreemdeling slechts een gedeelte
ontvangen.
Op de artt. 169, 171 en 177. Gedwongen zeedienst? En
dat in een vrij land; ten minste in een land dat van den
kant. der tyrannij eenen stap verder wil naar den kant der
vrijheid? Alzoode chair d canon zal tot meerdere vreugd
ook op Oceanen dobberen! Een minister zal zorgen'voor ste
vige. schepenzout water, en volop snert. Welaan, beginnen
wij met de zonen van alle de heeren welke het artikel aannemen!
Op-art. 178. De reglementen behouden, en, voor oorlogs
tijd, eene wet op den koop toe! Zou dan con lloogc Raad,
alleen door den Koning" benoemdons minder met inquartie-
ring zegenen, dan de tegenwoordige? Maken wij toch geenc
passen achterwaarts!
Op art. 188. Wel zeker moeten ieders godsdienstige be
grippen geëerbiedigd worden. Maar hoe komt dut zoo bijzon-