thans lien gebeuren is er het noodzakelijke gevolg vande
volkeren hebben het eindelijk begrepen, dat zij k.nderen noch
lijfeigenen van hunne regeringen zijn, en dat er, tusschen
volk en regering, eene geheel andere betrekkingdan die tus
schen den huisvader en het huisgezin bestaat, en moet be,taan.
«En welke is dan die betrekking.
De Staat kan het best vergeleken worden bij eene Maat
schappij, een Vennootschap, wier belangen door eeneu Voor
zitter ea een verantwoordelijk Bestuur voorgestaan en bewaakt
worden. Het is den Voorzitter opgedragen, om .net zijne
medeleden in het Bestuur, alle mogelijke maatregelen in het
belang der Maatschappij te nemenen aan het Bestuur, om
die behoudens de verantwoordelijkheid van hun gedrag
want zij besturen een gemeenschappelijk goed en niet e.cnen
hijzonderen eigendom ten uitvoer te leggen. Is nu die
Maatschappij te uitgestrekt, om, bij cenige, door het bestuur
te doene voorstellen, hoofdelijk te veischijnen, dan zal zij, in
haar ei"en belang, de verslandigsten en bestgezinden uit haar
midden °kiezenom die voorslagen aan te hoorenen deze
bevolmagtigenom ze, des noods gewijzigd, in naam dei-
Maatschappij aan te nemen. Ziet daar de regering, het volk
en zijne vertegenwoordiging, onder den drievoudige!) band, die
hen te zamen bindl.
»Dit gezigtspunt zal ons later het ware standpunt van volk
en vertegenwoordiging leeren kennen; het zal ons toonen,
hoe ver het volk in massa kan, en mag gaan, en wat het,
tot zijn eigen heil, én aan zijne regering, én aan zijne zaak
gelastigden zijne vertegenwoordiging moet overlaten;
voor thans moge het genoeg zijn tot het besluit te komen:
De Staat is dus een vrijwillig gevormd genootschap, en de ver
tegenwoordigers des. volks zijn, onder de noodige, later op te
gevene bepalingende mandatarissen des volksen niet de
steunen van den troon! Is de regering, wat zij moet zijn
dan is de natie in massa, om haar eigen welzijn, de steun
van den troon, en dan moet zij dit wezen; is. zij dit niet,
dan zal zij de ondervinding der laatste dagen toont het
genoegzaam aan weinig steun in de vertegenwoordiging vin
den. In de daden der regering, in het kennen en behartigen
van haar waar standpuntligt dus haar bloeiof haar val.
Zij gedrage zich dan zóó, dat de natie belang in haar behoud
hebbe, en vreeze haar te verliezen, en.... zij heeft den hecht-
sten steun gevonden.
Republiek schijnt thans te heeten, niet eene staatsinrig-
tingmaar eene staatsontwrichtingwaar Jan Rap en zijn
maat, nog niet eens den baas, maar den beest spelen. Wat
men toch met woorden veel doen kan! Gelooft het maar,
al dat volkje dat van vorsten-gunsten mooi weer speeltof
het hoofd, op zijne opgedirkte zielzakken, in den nek slaat,
dat volkje hoopt den naam van republiek in minachting te
brengen. Want overal waar eene republiek wordt ingevoerd,
eene ware republiek, daar hebben zij uitgebonjourd.
AVij zeggen niet, dat, eene republiek beter is dan eene con
stitutionele monarchie; maar óók niet, dat eene constitutio
nele monarchie beter is dan eene republiek. Dat hangt van
de omstandigheden af. Zouden Zwitserland of de Verëenigde
staten van Noord-America gelukkiger zijn ondereenen koning?
Eene republiek invoerende, zouden wij aan ieder lid van het
uitvoerend bestuur wel grootere tractenienten en grootere pa
leizenvoor hem en zijne familie, kunnen toeleggen, dan nu
de koning en de prinsen genieten. En dan waren wij er
nog niet beter aan toe.
ïyrannen en opvreters behoeven juist niet koningen en
aristocraten te zijn. Het kunnen ook wel republikeinsche
heeren zijn. En als de groote volksmassa regeert met dwaze
of ondeugende luimen en grillen, dan is zij nog de ergste
tyran van allen.
Het is daarom een oud bewerendat het niet zoo zeer op
de soort van staatsinrigting aankomt, maar daarop dat de
staatsinrigting in hare soorl goed zij.
Om goed te zijn, moet eene staatsinrigting vooral zorgen,
dat de menschen het zij besturende of bestuurd, geen kwaad,
maar alles goed doen. liij die verzorging worden vooreerst de
menschen genomen zoo als zij zijnen moet alles zoo be
schikt worden, dat de zwakken, deugnieten en gekken zoo
min mogelijk kwaad kunnen doen. Maar in de tweede plaats
moet eene goede staatsinrigting zorgen, dat de menschen be
ter worden dan zij thans zijn. Daarom zijn opvoeding en
onderwijs van zoo groot aanbelang. Het is niet genoeg (zoo
als dat nu gaat), dat er scholen zijn; dat de eene school
meester geschikt, en de andere een prul of' een egoïst is;
dat een gedeelte der kinderen van de groote menigte op ar
menscholen een weinig opgefatsoend wordtdat de kinderen
aan de vaderlijke leiding worden overgelaten, en alzoo, meer
dan men denken zou, worden gedresseerd in de kunst van
liegen en bedriegen, van schrapen en stelen; dat kinderen
en volwassenen wegens hunne zonden en verkeerdheden ker
kelijk worden bedreigd, en gerust gesteld; en dat er wetten
en gerigten zijn, om de. onregtvaardigen tot hunnen p|j„t
te dwingen en de booswichten te straffen. Waren wij een
maal zoo ver, dat bij allen alleen liet goede, niet het kwade
en het belang wierd gekweekt en ontwikkeld, dat ware reeds
veel gewonnen. Daarmede ware de grootste hinderpaal wee
genomen lot ontwikkeling van het zedelijke, op breed
schaal. Maar niet het zedelijke alleen moet op boteren we<*
worden gebragt, ook het denken, het weten en het kunnen^
en dan, voor ieder naar zijne bijzondere behoeften. Ol' een
tuinman al goed onderwezen is in schrijven, lezen, rekenen
aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, enz.; en hij kan'
noch snoeijen noch enten, of hij steelt plantsoen en vruch
ten; dan is hij nog niet veel.
Wanneer alzoo eenmaal ieder, besturend of bestuurd, in de
maatschappij nuttig en onberispelijk is, dat is het voornaam
ste. Dan kunnen wij evengoed eene republiek hebben als
eene monarchie, en evengoed eene monarchie als eene repu
bliek. De groote heeren zijn het best en spoedigst in staat
om in eene wel-ingcrigte maatschappij bruikbaar te zijn. Moe
ten zij evenwel liever den ouden gang gaan, en niet verkie
zen om zich weldra op de noodige hoogte te bevinden; dan
is het misschien betei met republiek te beginnen, maar met
ware en werkelijke republiek, niet mot broddelwerk dat zoo
heet.
liet volgende is ons uit Amsterdam ter plaatsing toege
zonden In den Kaleidoskoop van jl. Zaturdag staat ter eere
van Rotterdam vermeld, dat daar geene huizen zijn gefailleerd
zoo als te Amsterdam. Als Amsterdammer moet ik daartegen
opkomen. Het is waar, dat tc Rotterdam dit minder heeft
plaats gehad dan hier; doch daar zijn gegronde redenen voor.
Te Rotterdam bestaat geene fondsen-beurs; er worden gcene
prijzen gemaakt en handel daarin bestaat er niet; al wat in
de fondsen gedaan wordt voor ons land, geschiedt hier: be-
leening en prolongatie worden hier gedaan, en daardoor ismen
ook hier de dupe geworden voor anderen buiten. Zie hier een
voorbeeld: A. te Arnhem geeft order aan B. makelaar of com
missionair in Effecten te Amsterdam, om voor 50/m. Effecten
te konpen en zendt daarvoor f 10,000, met last om die ef
fecten in prolongatie te beleggen, waarvoor hij de f 10,000
als surplus er bij overzendt; nu heeft hij voor f 10,000
f 50,000 aan effecten; lijzen dezen nu dan trekt hij de winst
van voor f 50,000, terwijl hij anders maar van f 10,000 zou
trekken. Maar nu komt er eene geweldadige daling, nu moet
er gesupleerd worden. De makelaar schrijft cr om maar B.
moet alreeds zorgen dat het er reeds morgen vóór beurstijd
is. Nu gaan zij weder achteruit; hij moet weder schrijven
en zorgen voor de surplus, want de benoeming staat op Bs.
naam. A. stuurt het eerste, het tweede, het derde surplus,
maar eindelijk kan hij niet meer; hij beeft een brief van B.
ontvangen, die alreeds een dag oud is; dien dag zit hij in
erge verlegenheid, maar schrijft niet. De volgende dag krijgt
hij van B. weder een scherpen brief, en schrijft nu, dat hij
niet meer kati. Intusschen zijn er nu eon dag of vier verloo-
pen, de prijzen zijn nog lager gegaan; nu moet B. hem in
sinueren tot betaling der surplusdaar gaan ook twee dagen
mede heen; alzoo zijn er zes dagen verloopen. B. heeft maar
moeten bijpassen; nu krijgt hij berigt, dat A. niet meer kan;
maar nu is B. zelf ook uitgeput, en het geld van zijn meester
en zijn eigen geld is weg. Dit is nu maar één en een klein
postje maar zoo loopen er verscheidene, en alzoo is het geen
wonder, dat hier onderscheidene kantoren daardoor op de
flesch zijn geraakt, welke dit niet zouden gedaan hebben,
zoo zij behoorlijk alles hadden ontvangen. En dan komt er
dit nog bij, hier in de fondsen zijnde, ziet men anderen win
sten maken en waagt er alzoo zelfs iets indit goedgaande
vermeerdert men het en wordt dan soms het slagtoffer van
eene verkeerde handeling."
De Slaals-Courant schijnt in Art. 1 van haar ontwerp
van gewijzigde Grondwet de provincie Utrecht niet als eene
Nederlandsehe provincie te erkennen; 't geen door de meeste
nadrukken getrouwelijk is overgenomen. Zou dit om het be
ruchte Avondpotje of' om den algemeencn orthodoxen geest
harer inwoners zijnofte wel een bokje van den ontwerpei-
van het nieuwe Kosteesbeeld.