i „o.lnf van het Departement van en tweede klasse, zondei jerl vestingen na 1814 tot Oorlog, ook van toepassing z'J" 1 stand gebragt? beslist, dat uit de gemelde bepa-. De Hooge lbaad heeft nu betf -,ban(l met andere lingen, uit hare ,luit|c.|ijk blijkt, dat zij alleen voorschriften dcizcJiJc |a{ JS ju 1814) bestaande ves- van toepassing -zijn; op f ssinK bunnen worden verklaard Dogen V alzdo ^„.tCingen. op. later, -aangelegd u vorige jare bij de Regtbank te - - JÉÓrre' ^rgel.jke znak^l^. ^,.JtegenvvJ001.digd door de Deventer behandelt. voi.(k.1.(ledat een schuurtje, staande administratie der v'esn„g Deventer, binnen den afstand iD dloflDarÓJeden, moest weggeruimd worden, op grond van van 300 toe i\ov. 1814 en in verband tot het bovengenoemde wet Staatsblad No. 37, waarbij, o. a. Deventer voor eene vesting van de eerste en tweede klasse W De' Regtbank overwegende, dat bij bovengenoemde wet niet de namen der vestingen zijn vermeld welke tot de eer- s e en tweede klasse behoorenalzoo met bekend noch bewe zen is dat Deventer destijds daaronder gerekend werd; dat r. daarentegen, nog eerder zou blijken, uit een vroeger SÏVS Lij 18H, No. (Staatsblad No. 03), - bii de vesting Deventer onder net militair kommande- mem' de derde klasse is aangewezen), dat zij tijdens de uit- mcnt de 16 Nov. lö14, tot de derde klasse vaardicing der wei va» behoorde; dat volgens art 18 dier wet het bouwen ,n vre destijd binnen den bepaalden kring van vestingen der derde klasse niet is verboden, enz. - was van oordeel dat de inge roepen wet, incasu niet toepasselijk ,s en dat het tevens aangevoerde Kon. Besluit van 8 July 1844, waarbij Deventer tot de eerste of tweede klasse wordt verheven, m casu insge lijks niet anplicabel is, als hebbende dat besluit geene terug werkende kracht, zelfs al ware het eene wet Op deze en andere gronden werd de eiscti der Administra tie tot wegruiming van het schuurtje, bij vonnis der Kegt- bank van 6 Mei 1846, haar ontzegd. De administratie heeft van dit vonnis geappeleerdmaar het Overijsselsche Hof heeft het, in de maand November jl. bij arrest bekrachtigd. De bovengenoemde vestingwet behoort ook al tot die wet ten, onder de regering van den Souvereinen Vorst gefabri ceerd, waar ons bestuur groot en beroemd mee is gewoiden. Het doet er echter niets toe, of latere vestingen onder die wet begrepen zijn, zoolang niet is uitgemaakt, hoe de ves tingen volgens die wet moeien geclassificeerd worden. En Hit weet niemand. Alle wettige en wetenschappelijke midde len ontbreken er toe. Aan zulke wetten heelt men niets, of liever niets positiefs. Want men heeft er veel negatiefs en gehaspels aan. 't Is eene bron van despotisme, van last voor 'arme sukkels, van zware kosten voor lieden die hair op de tanden hebben en hunne tyraunen aandurven, en in geval van oorlog van groote ongelegenheid voor de defensie. Waarom, zal men vragen, draagt de Regering geen beter ontwerp van wet op dat stuk aau de Staten-Generaal voor? Omdat zij geen kans ziet, eene wet naar haren zin er door te krijgen. Met onze berooide schatkist is het ook met wel mogelijk, eene goede wet op dat onderwerp te maken. De schadeloos stelling volgens art. 162 der Grondwet zou te bezwarend-zijn. De eenige uitkomst zou misschien liggen in compensatie tegen de grondbelasting. De Raad der Stad Rotterdam heeft twee advocaten be noemd om bijgestaan door .eene commissie van drie Raadsle den de stedelijke keuren en ordonnantiën na te zien en in orde' te brengen. «Dit vinde navolging!" wenscht zelfs de Drenlsche Cl., die anders zoo sterk voor 't behoud ijvert. Ja, ooLzij moet eikennen, «dat de plaatselijke wetgeving hier te lande 'nog veel te wenschen overlaat." Moat's Lands regering nu ook eens een paar knappe advocaten belasten om den rommel oude wetten en verordeningen Van Fransche' afkomstwaaromtrent men in 't onzekere verkeert, welke al dan niet hier te lande nog van kracht zijn, onder handen te nemen, tegen welke allernoodzakelijkste taak de Redering zelve zoo vleselijk opzietals tegen een vuurspuwen- den berg, en het als een IlERCulES-werk beschouwt!! Alsdan kon men voorkomen dat de Staat niet weder in gevaar kwam om schatten te moeten verkwisten, ten gevolge van onverant woordelijke achteloosheid,, koppigheid en eigenwijsheidwat het voorgevallene met de beruchte zeven-kinderen-wethelaas. zoo droevig getoond heeft. Volgens geruchten dreigt ons nog een tweede slag van denzclfden noodlottigen aard n. 1. de op- rakeling van oude Fransche wets-bcpalingenook hier te lande executoir verklaard en nog niet ingetrokkenbe treffende belooningen van Postmeesters, hetwelk een 'even groote ramp zou wordenals men niet tijdig het gevaar ver hindert, door dadelijk handen aan 't werk te slaan. (1) De Heer de Kempenaer doelde zeker hierop, toen hij oiilan .g in de Tweede Kamer van een «nieuw onwider sprak 't welk de Regering bedreigde, en dat, zoo hcl.mngt losbarsten niet minder zou treffen dan het eerste" (de wet van NivóseV maar de Minister van Rinnenl. Zaken schoor er zoo wat den gek mede, en beloofde, dat, als die onweerswolken moeten komen opdagenhij in tijds voor behoorlijke afleiders zou zorgen Men weet, welke geringe aanleiding de opwekking uit den schijndood van de zeven-kinderen-wet, die de. natie op ruim zeven ton gouds is te staan gekomen, ten gevolge heeft gehad Zoo wordt verhaald, dat in een Haagsch kransje van practi- zijns de Nivöse-wet was ter sprake gekomen; dat hunne ge voelens over de al of niet verbindbaarheid van dezelve hier tc lande, verdeeld waren, geweesten dat men ejndelijk overeen was gekomen, om, voor gemeenschappelijke rekening, door procederen, eene proef te nemen, die de kwestie zou beslissen. Men zocht een persoon, die in de termen viel, om het voor- rcgt,_bij voornoemde wet toegekend, te kunnen reclameren; en men vond dra een armen drommelden opperman Hoog land die alle verëischten daartoe bezat. Het vervolg kent men maar al te goed. Ook wordt beweerd, dat de Minister van Justitie van die grap bewust zoude zijn geweest; en wat heeft hij gedaan? Hij gaf de zaak haren vrijen loop, entoen deze noodlottig en onverdedigbaar was geworden, liet hij zijn collega van Rinnenl. Zaken "de kastanjes uit het vuur halen!' Uit de jongste Politieke Bijdragen blijkt het, dat de Heer R. C. J. Visscher het liberaalste Lid is van den Stede lijken Raad te Utrecht. En deze is nu NB. nog een verklaard vijand van de Amstel-Societeit Welke vleermuizen en nacht uilen moeten dan de overige Leden van den Utrechtschen Raad wel zijn!! Zoo als wij reeds berigt hebbenzal den 7 Januarij aanst. te Zwolle worden aanbesteed eene vertimmering aan het huis van Arrest te Deventer. Waarom niet in den Haag of te Mi Idelburg? Daar zouden nog zooveel te minder eenige toeschouwers óf half-speculanten opkomen. Of moet een va derlijk zetsohippcr soms dat hapje inslokken? (Dc bestekken dier aanbesteding zijn eerst gisteren voorni. te Deventer gearriveerd, om in de Logementen van de Heeren Becking en Kiezebrink. ter lezing gelegd te worden. Red.) Wij zijn verzocht, namens de Directie der Overijsselsche Vereeniging lot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart, mede te deden, dat de Tentoonstelling van eenige meubelen, uit Su- rinaamscli meubelhout vervaardigd, op Woensdag 5den Januarij eerstkomende en beide volgende (lagen, op de bovenzaal der Harmonie te Zwolle zal plaats grijpen, des morgens van elf tot des namiddags ten vier ure, en dat aan een iegelijk den toe gang zal worden verleendtegen betaling van iO cent per hoofdten voordeele der algemeene armen. Dezer dagen heeft zich tot eene gezamenlijke bezigtiging vaN eenige Genees- en Heelkundigen te Leeuwarden aangebo den, de Jonge Heer Jan Hannema, woonachtig te Francker en aldaar geboren den 23 April 1839. Rij zijne geboorte was hij wel gevormd had de gewone grootte en zwaarte, en groeide voordeelig op tot half jarigen ouderdom, wanneer hij, volgens opgave, 5 Ned. ponden en 5 ons woog. Van dien tijd af aan namen de verdere ontwikkeling en groc -i (I) Wij welen ten minste, dut een Postmeester in Gelderland zich des wege aan liet ministerie van Financiën gewend heeft, en dat bijaldien hieraan geen gevolg gegeven wordt, meerdere Postmeesters in 't begin dezes jaars, wegens hunne vorderingen, gegrond op als nog bestaande oude wets-bepalingenden Slaat een proces zullen aandoen. Wij hopen, dat de nicuiv benoemde minister van Binnenl. Zaken rud der vaïi her Heiih, wien men toch, bij al zijne kapitale onvolkomenheden geen lust, goeden wil, ijver en werkzaamheid kan ontzeggen (getuige zijne massa's aanschrijvingenals Gouverneur, aan de gemeentebesturen van Z.-Holland)bijgestaan door den minister van Justitie, eens ern stig en opzettelijk het arsenaal van wetten cn decreten van Fran sche afkomst, zuilen bestuderen. Zij gelieven o. a. eens op te slaan tiet werk van L. Uondonneau bestaande uit zes buekdeelenuitgegeven tc Parijs in 1811 en getiteld: «Collection des Lois Francaises couslilu- lionnellesadministrativescommerciatesmititaires et religieuzes ac- tuellement en rigueur duns l'Empire, et declnréespar les Decrels des 8 novembre 1810, G janvier et 19 avrit 1811, execdtoires dans. les Dé- partemens de la Uollande el aulres reunis a la France depuis 1810; in welk werk ook de eindelijk bij ons ingelrokkene beruchte wet van 19 Nivóse, an XIII. voorkomt. Speciaal overwegen zij in 't derde deel (pag. 78 167) Chap XII. Postes et Messageries."

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1848 | | pagina 2