Ofschoon wij in vele o'pzigten den juisten blik van den Redacteur van Asinodée huldigen en toestemmenrneenen wij cehtcr van hem te moeten verschillen, waar hij m zijn laatste nommer de benoeming des Heeren I. A. Nijhoff tot Ridder van den Nederlandsehen Leeuw eemgzins schijnt te wraken. Is de lieer Nijjoff dan iemand om met Perk., v. Zeggelen, Al- jberdinck 'J'hvm op ééne lijn te worden gesteld? leder, die ileehts eenigzins met den aard hunner lettervruchten bekend is zal hierover, dunkt ons, meesmuilen. Wij bekennen honge achting vonr de littérature fugitive te hebben; maar is het za- menknutselen van een rijmpje, het aardig vertellen eener anekdote, het uitboezemen van eene onverstaanbare legende of fantasie dan genoeg om geridderd te worden? Men werpe ons v. Someren niet tegen, die zeker niet wijzer doen kon, dan met zijne muurverf zijne verzen te bepleisterendit is juist en voorbeeld, dat niet moet nagevolgd worden, al is het ooe om lofverzen op Zr. Ms. Broeder. Maarkom tot den Heer Nijhoff terug te keeren: wat hij als Archiva ius van Gelderland gedaan heeft is, meenen wij, on der de rgeleerden genoog bekend om hem deswege honge ver dienste te verzekeren. Doch als geschiedvorscherin den eigen lijken zin des woords (oen zeldzaam verschijnsel onder onze naschrijvende, zamenflansende, zoogenaamde geschiedkundigen) heeft hij zith door zijne Gedenkwaardigheden van Gelderland een werk dat evenzeer van grondige studie als heldere voor stelling en belangrijke resultaten getuigt eene eerzuil ge sticht, waarop met regt de Nedei landsche Letterkunde roem mag dragen, die vreemden eerbied en hoogachting afdwingt en die duurzamer zal zijn, dan de glans van ridderorde of lint. Waarlijk, zoo grondige studie, wetenschappelijke ver dienste, maatschappelijke deugden moesten gehuldigd worden, zouden wij geen beteren vertegenwoordigerdan don Heer Nijhoff weten aan te wijzen." Zoo alle ridders dezelfde aan spraken op het virlus nobilitat konden doen gelden, dan zou gewis de berisping zwijgen, .ie spotlust verstommen. Maar er is meer! De lieer Nijhoff is Boekhandelaarschran der, zelfstandig Boekhandelaar, zoo als een Nijhoff zijn moet. Nu bestaat er in ons land eene t'erceniyiny Ier bevordering van de belangen des Boekhandels (zon het heel); die echter, volgens het gesoelen van velen, dit doel op een geheel verkeerden weg en door verkeerde middelen zoekt. In hare vergadering fan dit jaar deed die een voorstel om. in strijd met het gezond verstand en de lands wetten, van alle vreemde werken slechts ééne vertaling te gedongen; al ware het werk ook het uitmun- tendste, en de vertaling de ellendigste die konden bedacht worden. Ofschoon dit voorstel, tot schande van genoemde Veren igingen van den Nederlandsehen Boekhandel met meerder heid van stemmen doorgedreven werd, had echter de Heer Nijhoff den moed er zich op eene waardige wijze tegen te verzetten en niet krachtige redenen het onbetamelijke en na- dcelige er van aan te tonnen; waardoor hij veler oogen opende en menig dwalende teregt brggt. Het kan niet missen of zoo iets moet duurzamen en krachtige» invloed uitoefenen, en zeker eerlang deze even verwaten als lettcrkunde-dnodende be paling opheflen. Alleen hierdoor gelooven wij dat de Heer Nijhoff meer voor wetenschap en letteren gedaan heeft, dan de meeste letterkundigen, dien Asmodéb een ridderkruis zou willen toekennen! Dat wij en ecnige anderen de eenigen niet zijn, die niet hoog loopen met het plan van den Redacteur der S/aats- Courant, tot oprigling van een nieuw Standbeeld voor Laurens Coster, bewijst het volgende merkwaardige bengt uit de Drentsche Courant «Men verneemt uit s Hage, dat het ontwerp tot oprigting van een nieuw Standbeeld voor Costeh geenen algeineenen bij val vindt; dat Z. M. de Koning, de-Prins van Oranje, eeuwe Mi nisters met hunne ministeriën, en zeer vele kundige en aan zienlijke personen in de Residentie, daartoe niet willen bijdra gen dat de inschrijvingen tc 's Hage slechts omstreeks f 1600 bedragen." Nog dezer dagen werd het genoemde plan in een geacht dagblad Overijsselhoog opgevijzeld, en het oordeel geciteerd der Amstel-Societeit over het ontwerp, bij wijze van het vol gende extract uit de Circulaire dier Vereeniging aan hare Leden: «Indien ooit eene uitnoodiging, aan de Natie gedaan, bij haar weerklank behoort te vinden, het zal voorzeker wel dié zijn, welke voor de stichting van een Standbeeld ter eere van den uitvinder der Boekdrukkunst, aller medewerking verlangt. Dat woord eenmaal uitgesproken en door den nabuur, naijverig zelfs op onze vroegere glorie, vernomen zijnde, is tcrugtreding ter naauwernood mogelijk. Zoo thans gebrek aan algemeene deelneming het ontwerp doet mislukken, ligt ook het streng, maar niettemin verdiend oordeel van Europa voor ons gereed." Wij kunnen stellig verzekeren, dat op verre na niet alle Leden der Amstel-Societeit-die zienswijze dcelen, en dat ook eveneens velen van hen niet hebben geteekendomdat hun net pian geheel doelloos voorkomt. De Haagsèhe berigtgever der Dr. Cl. meldt vervolgens „dat een ander plan tot oprigting van een Gedenkteelcen aan dl'7 Vinding der Boekdrukkunst in 'l algemeen gewijdde hoo f,,' goedkeuring ,en zelfs aanmoediging heeft gevonden. I)i[ pp 1S' het onsierlijke Monument in 'l Haarlemmer Hout, 1"' JtJcd opgengt, te doen vervangen door een sierlijk Gedenk- teeken van rood Zweedsch graniet, in Gothischen stijl der 1 ode eeuw (die der uitvinding) met 4 nissen, i„ elk van welke een gedenksteen, dragende den naam van Coster als uitvinder van Gutenberg, als mede-uilvinder, van Schoéffer als volmaker, en van den Keulschen Kronijkschrijver Zellwiens ur'-d g elm gen is Haarlems aanspraken staalt «ij stemmen volkomen in met den Redacteur van den Buiger, om m plaats van bijdragen tc schenken tot bo vengenoemd doel, gelden bijeen te biengen, ten einde den dcr°6\Y lY iNederlamle'1 cen baleis to laten bouwen, waardig. ReStellijke C°"eg«S van den Staat Dc IV. Roll. Ct. komt nog eens opzettelijk teru° op het IHrr B^ me<ll'gedeeltle bel''gt, dat een Duitscher, der ganger He, Baroon von Ga.gern, gedispenseerd was wan de veYschte Eamensom op de Hoogeschoo! te Leijden te worden toege laten en wcderlegt het artikel, dat de Waarnemer dienaan gaande ter verdediging der Regering, had geschreven. Op nel einde harer redenering maakt de lV. Boll. Cl. tot staving van hare beweringen een nieuw feit bekend, en wel 1,1 de volgende bewoordingen: »Lil 'iet niet nop- grootrre sensatie verwekken, indien wij nu mede- te''r"' 1 «a"-""* aan een ander jongeling, die aan de Academie e Bonn was ingeschreven, den Heer Metz, thans aan liet Athenaeum te Amsterdam studerende, eenigen tijd te vurende disijensalie heeft geweigerd, welke aan den lieer vox Carers is toegestaan, en dat de Heer 'iieiz gedwongen het Staats-f*»meo te doen, du ie Zw.ille niet zonder lof heeft afgelegd. Men voegt er hij, dal de tie. r Metz een ge- horen Nederlander is, die eenigen tijd in Duitschland heeft eesimleerd 00r 'll1 M'llen wij echter niét instaan, alhoewel de verzekcwinir ons van eene zij,Ie is gegeven, waar men goed van de zaak oude,riet kan zijn. \,,j willen echter niet meer stellen, dan wij zeker welen De afwijzing van den lieer Metz maakt op zich zelve reeds de toelatinré van den Heer vox Casern schreeuwend genoeg, en liewijst ten volle" nat luer meer invloed t*n pluist, <1n regt werkte." De Prov. Groninger Ct. heeft ook hierop eene aanmerkin™ >1 Lit etc genoemde Courant (iV. Roti.) zegt zij verneeint men echter met, of de Heer Metz zoo verre met zijne studiën was gevorderd, dat hij reeds als student tot de eene of andere bepaalde faculteit behoorde, gelijk het geval was met den lieer von Gagern, en dat verandert de zaak, wat de dispensatie aangaat, naar ons inzien, aanmerkelijk." ~.De Zicartsluizer Bode deelt mede, dat de Ontvanger van s Rijks belastingen te Blokzijl onlangs zijne gewone maaride- Jijksche storting aan het Kantoor van den Betaalmeester te jwolle, gedaan hebbende, hem niet lang daarna door het Collcgie van Raden en Gelieraal-meesteren der Munt 17 C(.[j_ stukken doorgesneden teruggezonden werden. Zij Zouden min of meer geschonden zijn, en daarom maakte men zwarigheid ze voor 's Lands schatkist aan te nemen. De berigtgever voegt er bij, de doorgesnedene muntstukken met eigen oo«cn be schouwd te hebben, en bij velen van dezelve de verminking naauwelijks te hebben bespeurd. Op een vijfstuiverstuk had hij Wél 10 minuten zitten turen, zonder er de minste schennis aan tc kunnen ontdekken. Men begrijpt, dat dit geval weder, aanleiding tot haspelarijcY ongelegenheden en willekeur zal geven. De rijksontvangers zullen meer en meer beginnen te vitten op de oude mSnL stukken, die hun in betaling worden aangeboden en de hou ders zullen er meê blijven zitten. De Kamper Courant heeft cr deze aanmerking op: «Ieder die met de munlfabnek eenigzins bekend is weet, dat er soms stukken met een klein kuiltje of ander ditje of datje de munt verlaten, d,e niettemin volwigtig zijn: waarom met liever de YYftYslelL?" ontvangers aan zulke verliezen SillardII December 1847. Heden heeft de HoogEerwaarde Bisschop van Colophon onze stad vaarwel gezegd. Zeer hartroerend was het afscheid van den verdienstvollen Prelaat er. zijne beide reisgenootende We Eerwaarde Heeren Claessens en Lijnen. De burgers dezer stad, welke in groote menigte hun gewezen Doken tot aan de grenzen van Sittardsch grondgebied begeleidden, ontwaarden met de meeste verwondering, dat ook de Burgemeester der s ad zich onder de voJkschaar bevond, hetgeen weinig strookte

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1847 | | pagina 2