XL - "V™-'!r,oo,al
7-^
."V
- mm■••••-■"" --
In dc Amst. Ct. van
jl' Woensdag wordt gemeld, dat Wil-
Jvnoriaar op den piëdestal
>eko-
tEM de Zwijger in liet aan^"'le V°°ddg z°>' wordJn
zal geplaatst worden, en daarv^Qi S Nederland
zen die in der tijd met zooveel.,J^ZorteLg van wijlen
•werd begroet^den 8sta"^ctiev%n;agscOe pink het vaderland
Prins Willem V. (die p61
moest verlaten, en bij
Willem I niet vergeleken mag. we. den.J
v'odrtiell'elijken voorzaat Prins
illem i niet ""s»*" ijjks voor zijn gezin een rund of
De gewoonte o [gJ j (en raai,t meer en meer in on-
ten minste een vai j t Overijssel
Ï- i Hoi vee wordt nog wei vet 0 j
struik, «et vee hofi Jangel. j10e magerder, en
maar de pot vermeerderd van hen die zoo
elke November T d maandelijksehen betaaltijd <ler
dre'iet deze gewoonte geheel en al tot de goede dingen van
tien ouden tijd te zuilen overgaan, daar de steeds sterker aan-
gedrongene productiviteit zich thans ook tot de schatting van
het slagtvee uitstrekt, zoodat op sommige plaatsen het verschil
der taxatie bij die van voor driejaren, 25, op andere 50
percent bedraagt, en te Zwolle bijv. ten gevolge dier buiten
alle evenredigheid opgedrevene schatting aan Rijks- en Stads-
accijnsen nagenoeg een vierde der waarde van eene koe of een
varken heeft opgebragt. Dat dit op den duur niet beter zal
■wordenbewijst de fatale verklaring van onzen wetgever-fis
caalde minister van financiën die bij gelegenheidater discussie
in de Tweede Kamer over het ontwerp van wet tot opheffing
van de consentbiljetten voor tie onbelaste granenzich altlus
op zijne gewone verwaande wijze uitliet:
Wat de te hooye schatting van het vee(viervoetig, wel te
verstaan «betreft, moet ik aanmerken, dat de wet gebiedt
»het vee naar de waarde te schatten; dat de administratie ver-
«pligt is de wet na te leven, en hare goede uitvoering te ver-
a zekeren, en dat zij daarmede zal voortgaanook al mogt
«men buiten de Kamer dit met den naam van productief ma
rken der belastingen ten onregte bestempelen.'
De Natie heeft sommig tweevoetig vee te hoog getaxeerd maar
leert het meer en meer unaar de waarde" schatten.
B. Z. uit Groningen vraagt aan de Arnhemsche Courant
«of het behoorlijk is, dat de directeur van 't postkantoor op
het stadhuis zit en de burgemeester op het postkantooor?"
En de Arnliemsche Courant antwoordt: «Ja: het is een
Nedcrlandsch beginsel dat de ambten voor de personen en niet
de personen voor de ambten zijn."
De Arnliemsche Courant is verzocht er de aandacht op te
vestigen, dat de Algemeene's Gravenhaagsche Courantd e Zeven
Hoofdzonden van Eugène Sue algemeen zoekt te maken. «Wij
doen dit," zegt de Aruh. Ct. npour Cacquit de noire con
science(Zie ons laatste nom'mer.)
In eene recensie van Mr. C. L. Schüller in het jongste
Letterlievend Maandschriftbetreffende het 5de Deel van J. H.
van der Palm's VerhandelingenRedevoeringen en Losse Ge
schriftenwordt ook gehandeld over de beide Redevoeringen
door dien Hoogleeraar in 1808 en 1809 als Redenaar van de
Koninklijke Ridderorde van de Unie gehouden. Dit gaf den
Heer Schüller aanleiding tot het mededéelen der volgende bij
zonderheden en opmerkingen, welke niet algemeen bekend zijn
«Ook onder onze tegenwoordige Regering is er gelegenheid
tot het houden van dergelijke feestredenenals wij er twee
van van der Palm bezitten. Telken zestienden Januarij wordt
het jaarfeest der Militaire JVillems Orde gevierd, bij welke
gelegenheid de Redenaar dezer Orde eene Redevoering houdt
en verslag doet van hetgeen belangrijk in het afgeloopen jaar
is voorgevallen, en van de benoeming en bevordering der
Riddersmet de beschrijving der daden, die daartoe hebben
gelegenheid gegeven. Hij doet dan verslag van het afsterven
der Ridders in het afgeloopen jaarmet vermelding der ver
dienstendie ieder hunner onderscheidden (1).
«Dat dit jaarfeest tot heden nooit gevierd is en al die be
palingen slechts grappen schijnen te wezen welke de Regering
met onze Natie maakt, is onze schuld niet. Die melding dei-
verdiensten had men anders bij de Orde van den Nederland-
schen Leeuw even goed als bij de Militaire Willems Orde kun
nen invoeren want daar zij slechts omtrent de afgestorvene
Ridders plaats heeft, kon er ligt tusschen de benoeming en
den dood van enkelendie Ridders worden men weet niet
waarom? iets voorvallen, dat den schijn van eenige verdienste
op hem wierp en hem dus bij de feestrede geene al te sombere
vertooning deed maken
Het artikel betreffende de muntbiljetten in het Handels
blad van 18 Nov. jl. (2) perste mij aanvankelijk een glimlach
(1) Art. 57 en volg. van liet Reglement van de Administratie en
Discipline voor de Militaire Willems-Ordevan 25 Junij 1815.
(2) Oorspronkelijk voorkomende in de ministriële Uircchtsche Avondpost.
af, daar ik mij eencn schoolmceslcr verbeeldde van Ao 17.
die met alle deftigheid uit eene beuzeling een geheim maakt
als of hij de quadratuur van den cirkel had gevonden. Wie
toch heeft niet dadelijk ingezien, dat, zoo er duizend nom-
mers op elke folio staan, datgene moet plaats hebben waartoe
hiei zulk een omhaal van woorden wordt uitgekraamd. Heeft
de stelle, van dat artikel, dacht ik verder welligt het kwaad-
®3', S«T?k ""V"."5 Pap'eren geld in discrediet te bren-
f' I 1-1 muntfc>l,jetten met zijn geregistreerd, maar de
cijfers Jet ter] ijk voor de leus dit ic <.!c k i
daarop zijn geplaatst. herkenn.ngsteeken
Dat een vervalscher van muntbiljetten zijne confraters wil
waarschuwen hierop te letten, is d dom om te denkendan
veeleei om eenvoudigen de zekerder kenmerken te doen over
het hoofd zien Maar van waar komt de bekendmaking?
Hel van den Minister, van wien anders? Nu nog mooijer!
ijvert en teregt voor vrijheid van drukpers, maar het is
waarlijk erg, als men zoo hoog geplaatst is, en men ziet zich
ten toon gestold als een schoolmeester, die met zijn pedant
plus één den boeren zand in de oogen denkt te strooijen om
zijne domheid te bedekken en wien de Jeeperts uitlagchen
omdat hij No. 42-345 op folio 43, en het volgend No. 42346 (1)
op fol. 424 wil hebben geregistreerd. [Medegedeeld).
In de stad, waar de Koekoek den boventoon voert,
bestaat een waterput, waarbij het, bij gebrek aan maanlicht,
pikdonker is, die met regt een Vossenhol mag genaamd worden.
A oor bijna twee jaar (H. Steph.-avond) haalde men er een
zwaren dikken, met zeker geestrijk vocht doorspekten Vos,
gepens. ex-bennenkiekerheelhuids uit. Op Zondag-avond
13 Nov. j.l. was men genoodzaakt en andermaal een oud
grijs, tenger "Vosje uit te halen, laboreerende aan de kwaal
als boven, en echi lid van het Chrispijns-gildj doch niet zoo
gelukkig als de eerste.
Wat kunnen de geesten van Cordicus al niet gevolgen heb
ben En zoude Koekoek voor zulke ongelukken niet even
goed als voor de mestputten kunnen zorgen?! (2)
De koaiaiig lUpipicp,
OF
DE ABSOLUTE.
(Op een vrolijke voice.)
Ik ben de koning Ripipiep,
En kweek mijn deugden in 't geniep;
Ik ben haast als een os 200 stom,
En zie nooit naar mijn natie om
Champagne ciChampagne la,
Ik ben een koning I Tra la la.
Ik vocht eens met Napoleon,
Hij zag nie en ging van schrik
Weg schuilen op St. Helena:
't Was maar een oogenblik.
Ik had toen wel zoo veel gedaan
Dat ik voor goed ter rust kon gaan!
Ik ben, enz.
In arbeid had ik nimmer lust,
Maar wel in tijdverdrijf
Ik reed, gelijk een dolleman,
Mijn niaagre knokken stijf.
Deug 'k soms als koning ook geen zier,
Ik was geweest een best courrier!
Ik ben, enz.
Waar ik ook over klagen moog,
Mijn volk is best van aard.
Ik sneed bel neus en ooren af;
't Bleef rustig en bedaard:
En dankte me even zoet en tam
Dat ik het ook zijn staart niet nam!
Ik ben, enz.
'k Verknoei rqijn tijd zoo dag aan dag,
Verreis een groote som,
En ga met kunstnaars, en fideel
Met muzikanten om.
Voorts word ik meestal eiken nacht
Zeer zalig naar de koets gebragt.
Ik benenz.
Het volk wordt arm, en wijl men 't mij,
Dan kwetst bet wel mijn trots;
Maar k denk dan weer: wat raakt het mij?
'k Ben vorst bij gratie Gods!
(1) De weglating hier van een 0 is een (later van 't Handelsblad
t moest No. 423460 zijn Aanm Tan Je Red
(2) Dc lak, dien men drie jongelingen bij liet laatste voorvalwltde
aanwrijven, is hoogst onwaarschijnlijk; daar het zeer onmenschlievend
ja zelfs onchristelijk zoude geweest zijn, zulk een Vos in een zalioen
toestand in eenen put te laten loopen.