Wij nemen met dat doel een alles afdoend artikel uit het algemeen geachte Weekblad van hel Regt over hetwelk een vijftal grieven tegen het ontwerp bevat, cn daaibij de zeer juiste aanmerking maakt, dat de CENSUUR wenschehjker is, dan eene vrijheid van drukpers onder de voorgestelde be palingen. Zie hier het artikel: x Niet één van onze vroegere Ministers van Jast. Ie heeft ooit iets ver- zonnenzoo ™«lg «- vegrlangens°nrals dat onzalige ontwerp, als de hoon- en laster-Wet waar mede de Ueer oe Jonge van Cadens Nieowlakd onze wetgeving ml ontsieren. »En dit zijn geene ijdele woorden en phrases. Wij hebben dit vroeger in 't Weekblad 793 zeer in 't breede aangetoond en ontwikkeld. Wij zullen thans slechts herinneren aan eenige van onze voornaamste grieven »De onbestemde en rekbare definition der misdrijven van hoon en las- tér die eigenlijk niets zeggenen alles overlaten aan het goedvinden en 'aan het subjectief gevoelen van den regler, die voor de onschuldig ste woorden kan vcroordeelenef den schandelijksten en laagsten hoon ongestraft laten, al naar male zijn geest, zijne luimen of grillen het hem zullen getuigen. Welk een ontzettend en gevaarlijk wapen in de handen van den regter, maar welk een gevaarlijk wapen vooral i'n dii handen vaneen vervolgziek en hcerschzuehtig besluur! Eerste grief. »Het willekeurig en despotiek verhol, om aan de groolen der aarde de waarheid te zeggen want dat is liet onmisbaar en noodzakelijk ge volg van de dwaze fictie, die voor leugen houdt alles, waarvan de. waar heid niet wordt bewezen door authentieke slukken of vonnissen. Welk eene gruwelijke juridieke ketterijTweede grief. De invoering cener nieuwcrwelsche inquisitie, in nederlandsehen zin en van het ondragelijkste en onzedelijksle spionnen stelseldat zich den ken laat, als een gevolg der nieuwe leer, dat openbaarheid geen ver- eischte meer is voor hoon en laster. Derde grief. Het verbod en het met straf bedreigen van iedere poging, om iemand, cn ook de openbare magfen en ambtenaren, die ons regeren, bespotte lijk of verachtelijk te maken, en wat er uil volgt, dè feitelijke vernie tiging van het tot dus verre ten minste op het papier bestaande regt, om de openbare handelingen van openbare personen vrijelijk te beoor- deelen, omdat het aan het goedvinden van den regter worJt overgelaten te verklaren, dat de woorden, waarvan men zich voor dat oordeel be diend heeft, den openbaren ambtenaar, die dan toch naar alle constitu tionele begrippen moet te regt staan voor de regtbank der publieke opinie, belagehclijkbespottelijk, verachtelijk maken. O, heerlijke en nooit volprezene vrijheid! Vierde grief. »En eindelijk de verantwoordelijkheid van drukkers en uitgevers, zoo als men die in liet weleer vrije Nederland wil insmokkelen; die de vrije gedachte doodt, omdat zij haar onderwerpt aan de hatelijkste aller cen- surendie van boekdrukkers, lel lei zetters en loopjongens, en die tevens den schoooenedelen boekhandel en drukkunst uil onze grenspa- en moet verjagen, omdat zij hun wetten en voorwaarden voorschrijft, waarmede de uitoefening van beide beroepen onmogelijk wordt, zonder dat men iederen dag zal blootgesteld zijn, om onschuldig, voor het misdrijf van een and érdat men niet kende, voor dc woorden van an derendie men begrijpt noch verstaat, in eene gevangenis te worden opgesloten. Vijfde grief' »En zulke wetten wil men opdringen aan het volk van Nederland, dat tachtig jaren den bloedigen strijd heeft gevoerd tegen den Spaan- schen dwingeland, 0111 de vrijheid van denken en spreken te veroveren Door den Minister van financiën is dezer dagen aan alle Kamers van Koophandel en fabrijken rondgezonden een ont werp van wet over de heffing der regten van in- uit- en doorvoer en van de accijnsen en van eene wet omtrent de heffing van eene belasting onder den naam van tonnegeJd der zeeschepen zijnde als concept gedrukt. In eenen geleidenden brief worden de Kamers verzocht, binnen den tijd van vier weken Z.Exc. hunne bezwaren of aanmerkingen daaromtrent in te zendenmet uitnoodiging tevens, dat zoowel de voorgestelde wet, als de daarop te maken bezwaren geheel binnen de Kamers van Koophandel moe ten blijven nopdatgelijk de Minister zich uitdrukt ie,der dagbladschrijver daarvan geheel onkundig gehouden worde"3 Van eene vriendelijke hand ontvingen wij een afschrift van een en ander, bestemd om er in dit blad publiciteit aan te ge ven. Wij zien nu in de Arnhemsche Courant van jl. Donder dag, dat ook dit blad door eene bijzondere gelegenheid in staat is gesteld om genoemde stukken aan het publiek mede te deelen waarmede het reeds een begin heeft gemaakt. Wij achten het daarom overbodig dezelve nu ook in ons blad op te nemendaar toch het voorgestelde doelde publiciteit van die stukken, reeds bereikt-is te eerder besluiten wij daar toe, daar ons bestek wat ^beperkt is-voor die vrij uitgebreide documenten. Wij vereenigen ons geheel niet hetgeen de Arnh. Ct. bij de opneming dier stukken zegt: «Men kan uit dit proefje van geheimhouding al wederzien, welke echt constitutionele begrippen onze Jandsvaders hebben hoe juist zij begrijpen, dat onder eenen vertegenwoordigenden regeringsvorm openbaarheid het eerste vereischte en geheim houding de ergste vijand der Regering is: en bovenal, met De Amst. (stads) Ct. heeft een en ander volledig uit de Arnh. Ct. overgenomen en vergezeld met eigene opmerkingen, die ook niet zeer vleijenii zijn voor de Regering, liet Handelsblad heeft er ook al een hartelijk woordje over gezegd en zal er nader op terug komen. hoeveel vertrouwen men van zulke verlichte en voortvaren de mannen eene politieke regeneratie kan verwachten en ver trouwen." Wat zal onze groote Floris boos zijn geworden over zulk ongehoord misbruik De Algcmeene Verslagen,, onlangs aan dc Prov. Staten door Gedeputeerden uitgebragt, wijzen een feit aan, waarop het nuttig kan zijn de aandacht te vestigen. \olgens de opgaven dier Verslagen bedroegen in 1846 over t geheele Rijk: 't aantal geboorten 100,198, d. i. 8463 minder dan in 1845. gestorvenen 90,875, 16,579 meer i. huwelijken 20,633, 2220 minder Van waar deze vermeerdering van sterfte en deze vermin dering van t aantal geboorten en huwelijken niet slechts in eenige deelen des lands, maar min of meer gelijkmatig over 't geheele Rijk? 0 J 5 De groolere sterfte over 't geheele land moet ongetwijfeld toegeschreven worden aan de gevolgen van gebrekkige voe- ding bij de mindere standen, veroorzaakt door schaarschte en duurte der levensmiddelen, die een groot deel der bevolking 't geheele jaar door velerlei ontberingenzoo in voedsel als anderzins,"^oplegde; want 't is immers eene waarheid, dat slecht voedsel en dekking voor ade zieke-oorzaken gevoeliger maakt? Van daar dan, dat de gewone ziekten in 1846 veel- vuldiger en heviger zich deden gevoelen en dat de bevolking voor die ziekten vatbaardes was. Heeft verzwakking en ziekelijkheid, ten gevolge van gebrek en ontbering, de meerdere sterfte bewerkt, deze oorzaak moest dan evenzeer vermindering van 't aantal geboorten ten gevolge hebben en dit gevolg moet bepaaldelijk daar hebben bestaan, waar de oorzaak aanwezig was, dus bij de lagere volksklasse, niet bij de hoogere. Overmaat van gebrek en ont bering toch bij de behoeftigendie hunne ligchamen uitmer gelt ontneemt hun de kracht om een levensvatbaar kroost voorttebrengen. De oorzaak van eene zoo algemeene vermindering van het aantal huwelijkenals 't jaar 1846 oplevert, moet gezocht worden in de groote moeijelijk om bij heerschende duurte, en vooral oök door den groeten druk van productiever belas tingen een gezin te onderhouden; dit moet velen terugge houden hebben van te huwen. - Ter naauwernood wordt in Nederland bij de stedelijke regeringen van eene zeldzame handling een afschrift ter lezing voor het publiek gelegd, eene openbaarheid, welke, inder daad, geene openbaarheid mag heetenterwijl men over de meeste belangen der burgerij een diep stilzwijgen bewaart en het een misbruik noemt, wanneer-daaraan eenige openbaarheid gegeven wordt. Hetgeen in 't begin dezer maand uit de stad Elbing in Pruissen gemeld wordt, kan tot voorbeeld aan onze Nederlandsche stedelijae regeringen strekken. In Elbing werd de eerste openbare zitting van den gemeente-raad als een feest gevierd en met eene plegtige rede van den heer Wernich ge opend, die 23 jaren Lid van den gemeente-raad geweest is en 12 jaar Burgemeester. Geboren in een tijd in welken de leer van landsvaderlijkheid in volle kracht was, heeft deze hem niet kunnen verlokken, gelijk helaas in Nederland bij mannen van zijnen leeftijd maar al te zeer het geval is. In zijne rede, bij die gelegenheid gehouden, noemde hij de openbaarheid de proefsteen van tijden en personen, cn juichte daarom in haar bezit. Hij verklaarde daarbij, dat, hoewel men in de steden eene volledige zegepraal behaald had de groote strijd van onzen tijd, echter, de strijd van regt tegen het voorregt, nog lang niet voorbij was. Eens echter, zal de onmetelijke ovérmagt aan -uitwendige middelen welke goud en ijzer aan het voorregt geven, zat het eenvoudige, weini" verdedigde, zich zonder tooisel vertoonende rejt overwin ning op overwinning behalen, want het heeft in zijnen strijd tot bondgenooten deugdbeschaving, vrijheid en waarheid. «Waarschijnlijk," verklaarde hij aan den Stedelijken Raad «zal niemand onzer het morgenrood van den dag beleven op welken dien strijd beslist zal worden. Wij echter moeten werken, ten einde die dag spoediger nadere, en al mo<»t ook niemand onzer in staat zijn buiten den kring dezer stad te werken, zoo is het toch onzer aller roeping, den akker van het regt te beploegen, hoe klein het ons toegedeelde stuk van dien akker ook wezen moge; het geringste zelfs is van belang, is een lid in den schakel van het geheel, en hij die dien pligt naar waarheid vervult, heeft de taalt zijnes levens vervuld." Wij wenschen aan Nederland vele zulke burgemeesters. Den 23 j.l. zijn te Zutphen buiten dc Hospitaalspoort eenige huisjes verbrand; in den nacht van 27 op 28 j.l. Ie Zwolle een paar huisjes buiten de KamperpQorten van 31

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1847 | | pagina 2