NIEUWS- EI 24 April 1847 .V. 17. Bijzonderheden aangaande den Algemeen en Prtiissischen Landdag SWOILE DEVENTE& Dit blad versnliijnt geregeld alle 5 prijs van het abonnement is voor Zw Zutphen en Apeldoorn 75 cent iu de drie r overal elders franco per post 87'/2 c De prijs der Adverlentién is van één tot vijf regels 50 cent, en 10 cent voor elkeu c halve 55 cent zegelregt bij iedere plaatsing. ZEÏPHEM, AFEEWÖOSiN. De AdverlenliGn moeten 'vóSr Vrijdag middag vier uur ter Drukkerij te Deventer Alle toezendingen voor dit franco geschiedenhetzij door kantoren, óf te Zwolle bij G. J. Schutte terA. Ter Cunxis; ZutphenJ. 11. ApeldoornB. Guhnikg. - De Arnhemsche Courant deelde dezer dagen eenen merk- waardigen brief mede, uit den Courtier Francais vertaald, terwijl Asmodée denzelven in 't oorspronkelijk, in zijn blad heeft overgenomen, in dit artikeldat alle blijken van waar heid draagt, en tot opschrift heeft: - Hi ik op Holland" wordt Nederlandsch toestand in geen vleijende trekken gesehetst en worden de mannen des Bestuurs in hunne handelingen onge makkelijk ten toon gesteld en onbarmhartig gecritiseerd. Geen wonder, dat onze regeringsbladen, en met name het Journal de la llaye en de llaagsche Nieuwbode daarover zeev weinig gesticht zijn, en er hunnen gal over uitbraken; een bewijs, dat de correspondent van het fransche blad den spijker juist op den kop heeft geslagen. Het policie blad vindt het schandelijk, dat de beide genoemde Nederlandsche bladen den inhoud van dien brief hebben me degedeeld en alzoo onze natie er mede bekend gemaakt, in hetzelfde nomtner wordt Asmodée het verwijt gedaan, dat hij met de Arnhemsche Couranl altijd gezamenlijk tegen over de Regering staat, minder om hare daden te hekelen dan wel de leden des Bestuurs te bedillen. Asmodée beantwoordt dit in zijn jongste nornmei' als volgt ii Daar dat er staat, zoo willen wij, terloops, vrij moedel ijk onze gevoelens openbaren ten opzigte van de leden van dat Bestuur. Zoo zal men weten waarom wijvoor onshun den oorlog aandoen. Welnu, wij gevoelen voor Willem II noch sympathie noch persoonlijke hoogachting meer. Sympathie.... (d. i. genegenheid) en waarom zouden wij die koesteren wij die van het paleis nimmer iets anders dan be- leedigingen ontvingen. Hoogachtiug... Maar er is voor ons een ontegensprekelijk axioma, het is dit: Wie geëerbiedigd wil worden moet zich doen eerbiedigen. Zoo wij den Koning eerbied toedragenhet is als zoodanig en omdat wijdoor te weigeren aan het hoofd van den Staat den door de wetten gewilden eerbied te bewijzen ons aan eerie inbreuk op die wetten zouden schuldig maken. Derhalve: wij hebben voor den Koning slechts dien eerbied meer dien de wet ons oplegtmaar noch sympathie, noch verknochtheid, noch persoonlijke hoogachting, omdat het ons, gelooven wij volkomen vrij staat hem die persoonlijke gevoe lens al dun niet toe te dragen en evenzeer omaan al wie het honren wil te kennen te geven welke persoonlijke gevoe lens wij al dan niet jegens Willem II koesteren. Voorts doen wij het mogelijke,, wij willen het gaarne be kennen, om mede te werken tot de omverstootmg van het stelsel waarnaar wij worden geregeerd; cn dat niet om het genoegen en de zelfvoldoening te smaken het te zien instorten, maar omdat wij, voor ons, de innige en geoorloofde overtuiging bezitten, dat dit lafhartige en heillooze stelsel ons tot schande en tot onheil strektjaonzen ondergangons algeheel verderf zal bewerkenzoo men er niet toe komt het omver te stootenhet te verpletteren terwijl het nog tijd is in de plaats daarvan een bestuur te stellen, dat de geheiligde hela ogen des vaderlands beter begrijpe en beheere. Wij wenschen niet die omverstooting t.e zien geschieden door cene omwenteling, of door geweldige schokken;, neen, wij hopen dat men daarin zal slagen door vreedzame en wettige middelen; maar wij hopen ook, dat, zoo men ooit tot de eindelijke overtuiging moest geraken dat het onmogelijk ware het Vaderland door vreedzame middelen te redden men niet zal terug deinzen voor het hoogste en uiterste middel dertot vertwijfelens toe, verbitterde volken: eene revolutie!..." Met bijzonder genoegen vernamen wij het verrassend be- rigt, dat het Z. M. den Koning dezer dagen heeft behaagd te bepalen, op voordragt van Z. Exc. den Minister van Binnen- iaiulsche zaken, en na den'Raad van State te hebben gehoord, dat de Plaatselijke Besturen voortaan dadelijk nadat de Begroo tingen van ontvangst en uitgave van hunne gemeenten door Gedeputeerde Staten zullen zijn gearresteerd, de Begroeiingen openbaar zullen maken door dezelven gedurende eenen bekwa men tijd op de plaatselijke Secretariën ter visie te leggen, terwijl het aan die besturen vrij zal staan door middel der dagbladenof op zoodanige andere wijze als zij vcrmecncn mogtcn te behooren aan die begrootingen daarenboven nog meerdere openbaarheid te geven. Wij hebben echter een drietal aanmerkingen betrekkelijk deze zaak. 1IJ. op de bepaling, dat de plaatselijke begrootingen ccrsl openbaar mogen gemaakt worden nadat zij door de Ged. Staten zijn goedgekeurd. Otizes inziens zou de CWtce/P-bcgroo- ting niet de reeds gearresteerde - vóór dat dezelve in den Raad bediscussieerd werd, openbaar moeten gemaakt worden opdat er wisseling van denkbeelden zouden plaats heDben om trent twijfelachtige punten; 2'. klinkt het vreemd, dat het vergund wordt aan de plaatselijke besturen om de bedoelde stukken openbaar te makenimmers de openbaarmaking is voor zoo veel wij weten nergens verboden. Al wil de Raad met open deuren vergaderen, zoo gelooven wij niet, dat zulks eigentlijk verboden zou kunnen worden. En eindelijk 3'. vra gen wijWat zal met de provinciale begrootingen geschieden l Of is daaraan niet gedacht, omdat men te Legden en Utrecht gepetitioneerd heelt? Intusschen blijven wij ons verblijden met het besluit, als een eerste stap der Regering tot staatkundigen vooruitgang. Door de voordragt heelt de Heer van IUndwuok waardiglijk den ongunstigen indruk van zijn eerste proefstuk verzacht. Mom hij op den weg van staatkundige vrijheid voortgaan; wij°blij*en dan nog veel goeds van hem verwachten. De Landdag bestaat uit 613 leden, als: 70 Prinsen, Graven en Ileeren 105 leden der Ridderschap of bezitters van adehjke

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1847 | | pagina 1