Tweede Kamer «Ier Statcn-Cciicraal.
In de zitting van Donderdag, 11 dezer, is ingekomen een
afschrift van het beruchte Russisch-Nederlandsche tractaat van
wederkeeriyheiden in handen gesteld eener commissie tot
onderzoek meerendeels uit knappe leden bestaande; maar
wat zal 't baten? Idem tot rapport, de gewone jaarlijksche sta
ten van ontvangsten en uitgaven van tie buitenlandschc bezittin
gen des Rijks. Vervolgens deelde de Voorzitter de namen der
door de Afdeelingen gekozene Rapporteurs mede over de respec
tive aanhangige ontwerpen. Ilierna kwam de al of niet toela
ting van den heer Leclercq tot lid der Kamer, in eind-de
liberatie. De Minister van Justitie, expres om die critieke
casus in de vergadering verschenen, trachLte met al het talent,
dat de Hemel hem geschonken heeft", te beduiden, dat de
candidaat wel degelijk moest toegelaten worden en dat het
'bovendien hier cene te 'nemene beslissing goldniet alleen
nopens den gekozene, maar omtrent zoo vele andere Limburgers,
die vrelligt met hem in gelijk geval verkecren. Maar een en
ander argument hielp geen zier. He leden hielden zich stipt
aan de Grondwet, en trokken behendig partij van het gebrek
kige, dat zich hier in dezelve weer voordeed om de dringende
noodzakelijkheid eener herziening op nieuw aan te toonen.
Rij stemming verklaarden zich van de 46 leden slechts aclit
voor het gevoelen en den wensch der Regering. Voorwaar,
een geduchte nederlaag, veel beteekend voor onze behoudende
ministers. Onder de tegenstemmers bevonden zich zeifs de
flaauwste jabroers en de erkendste satellieten van het Begluur.
De marmotten schijnen allengskens meer uit hunnen winter
slaap te ontwaken.
In de zitting van j.l. Maandag, 15 dezer, is o. a. verslag
gedaan van een zeer groot aantal verzoekschriften. Velen had
den betrekking op de al of niet afschaffing der Graanwetcn
werden ter griffie nedcrgelrgd waaronder ook de petitiën uit
Zwolle en Deventer tegen die verderfelijke wet. (Toch ook aan
den Minister van Financiën verzonden?) Eindelijk is besloten,
dat het voorstel van het medelid Hoefman, strekkende tot
uitbreiding van den vrijdom tan accijns op turf en steenkolen
voor Grofsmederijen Hoef- en Wapensmederijen en Kagchel- en
Vuurhaardensmederijen, dadelijk in forma zal behandeld worden.
J.l. Dingsdag en de beide volgende dagen hebben de Afdee
lingen zich met het onderzoek der Begrootingswetten voor
1848 en 1849 geamuseerd.
Ons Woord over de zaak lusschen de Heeren Boissevain
en van Holst.
Thans du de debatten schijnen afgeloopen en de zaak ge
noegzaam in staat van wijzen is gebragt, ineencn wij meteen
enkel woord ons oordeel te moeten zeggen.
IV ij hadden, ter liefde vgn beide Hoeren wel gewenscht
dat zoo iets niet ware voorgevallen; doch eigenlijk schandaal
(waarop zich de vrienden des Behouds zoo gespitst hadden)
hebben wij er niet in gevonden; zelfs niets dat een der beide
Heeren zeer kan compromitteren, of de gevoelens, die wij
voor heo koesterden schaden.
Dat de Heer B. blijkbaar, hangende het beruchte proces,
in het naauw heeft gezeten rekenen wij hem voor geene
grieve minder echter durven wij hem verschoonen dat hij
wat haastig is geweest de gemaakte Oproeping in de wereld
te zenden. Ieder toch, die eenigzins met de omstandigheden
van den Heer v. 11 bekend is, moest die hoogst bevreemdend
voorkomen, zoo als dan ook uit den geest zijner brieven
(meer misschien nog dan uit hunne woorden) genoegzaam blijkt,
dat dergelijke manoeuvre geenszins zijn wil of meening was.
De Heer v. 11. is enkel Uitgever; is geen geleerde of poli
ticus. Zoo doet hij zich pok uit deze correspondentie kennen.
Meer kan men ook niet van hem vergen, meer pretendeert
hij ook niet. Zijn gedrag is dat van een alledaagsch mensch
die, zich zeiven wantrouwende, door tegenstrijdige wenschen
en den raad van hen die bij vertrouwde, her- cn derwaarts
wordt geslingerd, cn als een offer van te groot vertrouwen
cn onbegrijpelijke wetsverklaringvalt. Vindt ge zijn gedra»
in 't geheel wat zwak en flaauw (ook zelfs met in 'L ooghou
ding van gewone koopmans-taktiek)zooveel te meer bewijs
dat hij de politiek, die hem veroordeeld heeft, niet sehaden
zal, en zooveel te meer reden om hem, als ongelukkigen on
schuldige, genade te verleen en. Dit toch is het hoofdresultaat
uit de gansche correspondentie voortvloeiendedat alleen een
verschoonbare wensen om een ander voor straf te vrijwaren,
cn geenszins eenig kwaad opzet, nog veel minder verharding
daarin, de oorzaak van zijn gruwzaam lot is; en waar zou
genade eerder kunnen gehoopt en verwaeht, waar zou zij waar
diger kunnen' verleend worden en den schenker meer vereeren?
Wij vestigen de aandacht onzer lezers op eene hoogst
belangrijke brochure, dezer dagen bij den Boekhandelaar
Scbeltema te Utrecht in 't licht gegeven en getiteld: «GROND-
WETS HERZIENING. Vereenigingen van voorstanders van
MAATSCHAPPELIJK EN EN CONSTITUTION ELEN VOORUITGANG, doOl' Ml'.
H. C. A. Tuieme C.Az. Advocaat te Arnhem.
Eerst schetst de schrijver in dit werkje eenige lichtpunten
aan den staatkundigen gezigteinder van Nederland, die in den
jongsteu tijd zijn waargenomen, doch daarop volgen aldra
'hoogst bedroevende opmerkingen, o. a.«dat de Regering
schier alle hervorming en verbetering volhardend tegenhoudt
waardoor de noodzakelijkheid geboren cn de tijd gekomen
schijnt, voor de natie, «om zelve handen aan het werk te
slaan." De weg daartoe schijnt hem toe te zijn die der be
daarde, maar standvastige, slrijdvoeringdoor kracht, van re
deneren, tegen hel behoud, ten fine eener radicate (volledig
afdoende) hervorming onzer staals-inslellingen. De gevvigtigè
vragen: «welke zal de wijze, welk het veld der strijdvoering
welke zullen de wapenen zijn?," beantwoordt de schrijver al
dus: «Onze wapenen, mcencn wij, moeten zijn de kracht
van aansluiting en eendragtige zamenwerking dér hervormings-
geziinlcn, de kracht van publicken geest op te wekken door
behandeling der openbare aangelegenheden en daartoe op te
rigten constitutionele genootschappen," enz. Die strijdvoering
zal niet gcrigt zijn tegen personen; maar legen stelsels en in
stellingen, en het hoofddoel zal zijn eene gevvenschle Grondwets
herziening. De heer Thieme toont door voorbeelden aan de
kracht van innige aansluiting en eendragtige zamenwerking
benevens het weldadig vermogen van publieken geest. Het
middel'ter opwekking hiervan is, hel oprigten van genootschap
pen-. vereenigingen van vrienden van maatschappelijke!! en con
stitutionele -vooruitgangvereenigingen van allen, welke het
hunne wenschen bij te dragen tot verbetering van den maat-
schappelijken en staatkundigen toestand des lands. Te regt
merkt Z.Ed. aan: «Gemeenschappelijk onderhoud, in die
vereenigingen over openbare belangen., het behandelen der
instellingen, waaronder men leeft en het bespreken van die,
onder welke men zou wenschen te leven, zoude ongetwijfeld
de kennis aan en de belangstelling in die publieke aangelegen
heden en instellingen opwekken, en hieruit zou noodwendig
de publieke geest geboren worden."
Omtrent den vorm, de inwendige inrigting dier genootschap-
jienis de heer Thieme van meening, dat de regeling daarvan
gelijk mede van de te verrigten werkzaamheden bij eigene en
afzonderlijke reglementen behoorden te geschieden, en men
hierbij met vrucht, als een zeker regtsnocr, de reglementaire
bepalingen der Amstcl-Socieleit zon kunnen raadplegen.
Wij geloovcn zoodanige op te rigten Vereenigingen te moeten
aanraden om zich lot Afdeelingen te vormen van de Am-
slel-Socieleitwelke men als hoofd-vereeniging moest beschou
wen en zich zoo naauw mogelijk aan dezelve aansluiten, ten
einde in hoofddoel het bevorderen van algemeene vader-
landsche belangen, verecnigd te handelen; immers: Een-
dragt maakt, magt. Elke vereeniging dient ook een eigen
huishoudelijk reglement te hebben, ter regeling van een en
ander, naar plaatselijke gesteldheid. Daar waar het bijzon
dere of plaatselijke belangen geldt, handelt zij onafhankelijk
van de hoofdvereeniging, doch steeds in gemeen overleg met
dezelve, wanneer het algemeene zaken betreft.
Plaatsgebrek verhindert ons hieromtrent uitvoeriger te zijn,
en ook om iels meer van deze voortreffelijke brochure te zeg
gen. Wij bevelen de lezing en behartiging er van ten drin-
genste aan, aan allen, die het welzijn van vaderland en
vorst niet. onverschillig zijn.
Eénê opmerking kunnen wij, ten slotte, niet onder ons
houden, deze, namelijk, dat het naamloos schrijven allerwege
meer en meer begint plaats te maken voor het schrijven met
den naam cndaar wij dit een zeer verblijdend verschijnsel
achten, vestigen wij daarop vooral dc algemeene aandacht.
Onder de meer jeugdige of althans min bejaarde liberalen be
hoort ook de heer Thieme, schrijver dezer brochurehij schijnt
de voetstappen zijns waardigen coidaten vaders te willen
drukken, die de'vrijzinnige begrippen en, wat van hoog be
lang is, openlijk optreden huldigt en voorstaat. In den vader,
die zijne carrière gemaakt heeft is zulks altijd prijsseliikof
schoon minder gewaagd, maar in den zoon, die, mcenen wij
nog geene dertig jaren levens telt cn nog eene carrière te ma
ken heeft is dit te prijsselijker en te opmerkelijker, omdat hij
uit de zijnen vader aangedane behandeling van wege de man
nen des Behouds, zeer Tig tel ij k kan besluiten, welke behande
ling die zelfde mannen hem, den zoon, zullen wegleggen en
toedenken. Dat schrijven met zijnen naam bewijst cordaat-
heid, .vertrouwen in de goede zaak, belangeloosheid, en zou
het niet tevens bewijzenhoe weinig hij de represailles van
hoogere sfeeren vreest?
Hij ga op het ingeslagen pad voort en hij zal met zijnen vader
zich de achting, dc toejuiching, den steun der Natie verwerven.