BIJVOEGSEL tot den KALEID08K00P. Saturday 2§> JWovemlber 184®. DIT BIJVOEGSEL WORDT GRATIS UITGEGEVEN. Onderstaand Adres aan de Tweede Kamer der Sta ten- Generaal is op den 26 dezer va" Mor verzonden ondertee kend door 57 ingezetenen dezer stad en derzclvcr omstreken, meest, alle grondeigenaars. ,r i Ten einde zeker te zijn, dat al de Leden der l weede Kamer kennis van dit AMrcs zouden dragen is tevens aan ieder hunner een gedrukt exemplaar van hetzelve toegezonden. Aan de Edel Mogende Hoeren President en Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Edel Mogende Heep,en Met verschnIdigden eerbied geven de ondergetcekenden allen inwoners van Deventer en omstreken, te kennen, dat zij met het oog op den hoogst ongunstigen toestand van het vaderland, met het oog voornamelijk, op het kwijnen veler takken van nijverheidop het volslagen gebrek aan geregeld werkop de steeds toenemende duurte der levensmiddelen op het daardoor weder ge stadig aangroeijende getal dergenen die, zich zeiven niet meer kunnende redden uit de beurs van nicer gegoeden moeten geholpen worden eindelijk op den ge durig toenemenden lust tot landverhuizingwelke, hoe wel misschien om verschillende redenen ondernomen desniettemin een bewijs is voor dc toenemende mis moedigheid en lusteloosheid van den onderzaat en een allertreurigst verschijnsel in deze benarde tijden mag gehceten worden vermeenen zeer pligtmatig te handelen indien zij UEd.M. in dezen rondborstig hunne zienswijze mededeelen, en dat het daarentegen onvergeeflijk mag heetenindien men thans nog cn bij eene gelegenheid als deze, hoewel onvermogend om zelf te handelenbesluiten kan onverschillig toe te zien zonder ook zelfs door eenvoudige bekendmaking zijner opi nie, te trachten ten algemcenen nutte mede te werken. De ondergeteekenden zich op dit standpunt geplaatst heb bende schromen niet UEd.M. te kennen te geven, dat naar hunne overtuiging, deze rampzalige toestand van het vader land, zoo die al niet aan onze geheelc Staatsinrigting en aan de zucht van ons Opperbestuur om zich in alles te wil len mengen, alles te willen leiden en beschermen enz. mag geweten worden, dan toch veel verbeterd en misschien weggenomen kan worden, door het aannemen van eenvoudiger principes, door terugkeer tot een op natuurlijker grondslagen gevestigd Slaatshuishoudcn. Zij hebben den tegenwoordigen oogenblik gekozen, om zich tol UEd.M. te wenden, omdat zij, op grond van 's Gouverne- ments verklaring aan UEd.M. gedaan, de vaste hoop koeste ren, dat weldra op de queslie der Graanwel van 29 Dec. 1835 zal teruggekomen worden. Daar het nu hunne innige overtuiging is dat evengenoemde wet mede cene groole oorzaak is van zoo veel onheils, en dat derzei ver afschaifing als een eerste stap mag beschouwd wor den tot terugkeer, tot een zoo zeer gewenscht natuurlijker geordend huishouden zoo achten zij het van belang obk hunne opmerkingen omtrent dc gevolgen dier wet in het korte mede te deel en, daar zij zich vlcijen dat een gevoelen, uitge drukt door mannen, zoo als er zich onder de onderteekenaars bevinden, die zelve een zoo regtstrecksch cn individueel belang bij de instandhouding der graanwet hebben, cenig nut kan slichten; cn zoo al het tegenwoordig adres niet veel meer afkeuringsgronden kan bevatten dan dc reeds uit Zutphen en Zwolle en van elders ingediende petities, het zal ten rmnsle regt geven te getooven dat do opinie omtrent dc wet van 29 Dec. 1835 in deze oorden algemeen vrij gelijkmatig is. Dc graanwet is, naar adressanten overtuiging, volslagen in strijd met de regels eener welbegrepen Staatshuishoudkunde eener wetenschap door toepassing Van welker lessen in nabu rige rijken, reeds zeer voldoende uitkomsten verkregen zijn, eener wetenschap, welker principes het voor het welzijn eener maatschappij in haai' geheel, allerbelangrijkst is, dat door de I wetgevende magt ten allen tijde en zonder uitzondering strikt opgevolgd worden. Ondergeteekenden achten het hier niet de plaats in breed voerige ontwikkeling van de leerstellingen dier wetenschap te treden, overtuigd dat bij UEd.M. overvloedige kennis dcrzelve bestaat en het dus geen betoog zal behoeven, dat de graanwet inhoudt een monopolie, zich kenmerkende door krachtdadige belemmeringen aan den buitenlandschen graanhandel toege- biagt, en te verschrikkelijker, daar hel hier een voorwerp van algemeene cöusumtie, van algemeene behoefte betreft. Geen mensch toch, hij moge zich al met schamele kleeding en huisvesting kunnen behelpen, kan zijn dagelijksch voedsel ontberen. De graanwet tracht de graanprijzen maar ook geen andere dan deze, op eene zekere hoogte te houden. - Zij legt daar toe den buitenlandschen graanhandelde eenige concurrentie die de graanbouw heeften die uit den aard der zaken reeds door verre transportkosten enz. al dégelijk bezwaard is, aan banden, door middel van een dalend cn rijtend inkomend regt, al naar gelang de prijzen der inlandsche granen hoogcr of la gcr slaan. De wetgever schijnt niet vermoed te hebben dat de opze- j kerheid uit dit afwisselend regt geborenden buitenlandschen graanhandel die even als iedere andere tak van buitenland- Ischén handel tijd en zekerheid van voorwaarden, volstrekt be hoeft om te kunnen bestaan zoo te zeggen geheel vernietigen moest; dat met dien handel een oneindige reeks van nij verheidslakken zonder welker hulp die handel niet bestaan kanmede in den grond geboord wordendat daardoor cene massa, die vroeger hun dagelijksch loon konden verdienen en daarvoor tegen billijken prijs hun dagelijksch brood koo- penvan hun bestaan beroofd werdendat die werkeloos geworden massa intusschen geen voedsel ontberen en uit ge brek aan verdiensten ook het goedkoopste voedsel den aardap pel niet bekostigen kunnendeten laste kwam van de mild- 1 d@digh.eid van den nog staande gebleven burger, die dus be.- halven de duurte der levensmiddelen nog een tweeden druk het onderhouden van de verarmden, [die jaarlijks in aantal toenamen, te verduren had; dat op die wijze, terwijl daarbij kwam dat ook jaarlijks de bekistingen in dezelfde mate op minder individuen verdeeld, al drukkender en drukkender moesten worden, dc armoede en met haar het zedebederf hand over hand moest toenemen. Al de tot hier opgenoemde rampzalige gevolgen en uitwerk selen der graanwetwelke ieder staatshuishoudkundige voor uit had kunnen berekenen, zijn helaas! door de onderiinding bewezen onvermijdelijk te zijn. In naburige rijken ziet men van hetzelfde sjsthema dezelfde gevolgen. Had daar mede gepaard kunnen gaan eenige meerdere welvaart ten platten landebloei van den graanbouwenz. men had aan eenige vergoeding aan cene andere zijde kunnen denken, doch daartoe heeft de ondervinding tevens bewezen dat de graanwel onvoldoendedus ondoelmatig itas. Gezwegen daarvan dat hoogere graanprijzen alleen dienen konden om bestaande pachten, die de graanbouwer bij lagere prijzen niet meer zoude kunnen voldoente verzekerenen dat dus de wet ook eigenlijk alleen dienen konde om landei genaars, die steunende op vroeger ook al kunstmatig bewerkte hooge prijzen en daarnaar geëvenredigde pachteDhunne lan derijen te duur gekocht hadden, voor schade te vrijwaren heeft de ondervinding aangetoond, dat graanbouw niet ver meerderd, noch verbeterd is. Integendeel, terwijl de graan bouwer zijne eens aangcnomene wijze van werken en leven be hield is er geen akker te meer, ten gevolge der graanwet tot graanbouw gebezigd- maarterwijl hem hier een stuk dooi den eigenaar ontnomen werd om het tot bosch aan te leggen of in ei°en gebruik te nemen daar de boer in deze streken gewoonlijk te veel akkerland in verhouding tot zijn veestapel gebruikt zag men ginds en vooral om de steden, al naar mate dat. de nijverheid in dezelve begon te kwijnen en de arme-populatie toenam, al meer en meer, waar vroeger graan

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1846 | | pagina 5