en grondige regtskennis ontzeggen maar behoort er niet meer toe, om een waardig lid in liet zoo bijzonder gewigtige hoogste regtscollegie te zijn? Uit 's Gravenhage wordt aan de Arnh. C. d.d. 21 dezer geschreven, dat aldaar geruchten rondloopenals zouden, nevens den heer van Randwijck, nog twee nieuwe ministers optreden. De Heer de la Sarraz zou er voor bedanken langer te pronk te staanen stellig zijnen wil hebben te kennen gegeven om zich voortaan alleen met zaken bezig te houden van welke hij verstand heeft. Als zijn opvolger doodverwde men den Baron van Doorn. De heer Baöd zou zijn minis- trieële portefeuille verruilentegen het gezantschap te Lon den, en zou ad interim (1) vervangen worden door den heer van der Vinne, oud-oostindisch ambtenaar, en voor het oogenblik tijdelijk aan den Raad van State toege voegd. (2) «Zulk een de'bdcle (verandering) zou een treilend blijk zijn van bet vertrouwen, dat onze tegenwoordige toestand van zaken aan onze, het geheel beier overziendestaatsmannen inboezemt. Maanden lang ver- loopen er, eer men uit een vergelen hoek eenen minister van Binnen- landscbe Zaken weet op te schommelendie zich wil getroosten, voor f 12,000 's jaars te volharden en te behouden. Zij, die reeds op het vermolmd gestoelte zitting hebbenhaasten zich de eerste de beste ge legenheid te baat te grijpen, om eene.eerlijke retraite Le nemen, en zich een schuilhoekje te zoeken, waar zij builen den drup zijn. Van eenen anderen kant zou men er uit kunnen leerenwelke de vorderingen zijn door het liberale rcgeringslelsel in de hooge spheren gemaakt. De baron vax Doorn, de vertrouwde raadsman van Koning Willem I, de steunpi laar der oude regering, een der slandvasligsle voorvechters van het sijs e em van behoud en volhardingaan het hoofd der Buitcnlandsche za ken bij de nieuu e regering Hetgeen ons dit berigt nog in twijfel doet trekken, is, dat wij ons mocijelijk kunnen verbeelden, dat onze minister-wijsgeer zich aan zulk eenen zelfmoord zou willen schuldig maken. Laat de Heer van Hall den Baron van Doorn in bet ruinisterkaiup doordringen dan is liet alsof lhj het Trojaanscbe paard binnenhaalde. Tusschen twee gentle men, als den Heer van Randwijck en den Heer van Doorn, zou de Ueer van Hall, met zijne parven us-ma nieren en kruideniers-loon volmaakt de rol spelen van den bourgeois genlilhomme (burger edelman). Reeds nu ergert men zich, wanneer de ex-advokaat den geurigen hof-atmos- pheer met zijne Amsterd.imsche pakhuislucht komt verpesten. Hoe zaj hij het maken, wanneer hij zich gefhmqueerd ziet door een paar edel lieden, wien goede loon en fashionable manieren tot eene tweede na tuur zijn geworden? «Daarenboven is de lieer van Doorn een man van talent. De Heer van Doorn weet even goed te phraseolujeren als de Heer van Hall, doch hij heeft het voordeel dat er zin in zijne woorden is. De Heer van Doorn zal voor den gi-devant pleiter niet onderdoen in liet opwerpen van chicanes, doch hij zal ze behendiger weten voor te dragen en hiel meer handigheid te groeperen. Terwijl de Ileer van Hall de Bamberg der ministriële troep is, zal de lieer van Doorn haar Philippe zijn. Een knap goochelaar moet niet alleen vlug van hand, doch evenzeer rap van tong zijn. »De opgang van het bestuur van Doorn zou tevens wel eens de ondergang van liet bestuur van Hall kunnen wezen. Voor de na tie blijft het eene onverschillige zaak: zij wint of verliest er niets bij." De staatkundige Amstel-Socieleitgevestigd te Amsterdam, onder bestuur vau Trof. Hugo Betjerman en andere verlichte mannen, die ook elders honoraire leden telt, heeft dezer dagen aan den WelEdelGestr. Heer Mr. B. Wickers te Groningen toegezonden een met smaak en keurigheid bewerkte zilveren Beker, van binnen verguld, dragende aan de eene zijde het opschriftAan den niet herkozen volksvertegenwoordiger Mr. (1) Onze waardige volksvertegenwoordiger, de Heer Luzac heeft zich meermalen geestig en afkeurend over die ad-interimmetjestegen zijne collega's uitgelaten. Wat,zal de edele man nu wel zeggen, als in de tegenwoordige zitting de onzalige gevolgen van het besturen door ad interimsbetreffende hefc ministerie van Binnenlandsche zakenmeer dan ooit opgemerkt zullen worden? (Red. van den Kal.) (2) Wij vernemen, dat zulks mis is, en reeds de post van gezant aan vt Engelsche Hof stellig is opgedragen aan Graaf G. Bchimmelpennirck vroeger gezant te Petersburg. 't Is jammer, om den Heer Baud's willet (Red. van den Kal.) B. Wickers. Hulde van de Amstel-Socieleit. Aan de andere j zijde stelt het vignet eene Zon voor, in welks midden de woorden Herziening der Grondwet te lezen staan. In de stra. j len der zbn zijn negen sterren geplaatst, doelende op de negen voorstellers van het herzienings-ontwerp. Daaronder zijn de woorden gesteld uit eene bekende Ode van Horatiüs genomen Inpavidum fenent ruinae. Aan den voet des bekers is het I randschrift geplaatst: Concordia res parvae cr es cunt. (Eendragt maakt magt.) Hartelijk juichen wij deze openlijke mani festatie van den volksgeest, als een straal van doorbrekend morgenlicht, toe. Men schrijft ons uit Amsterdam, d. d. 21 dezer: »Het aantal dergenendie hier zonder werk zijnis ontzettend groot, waardoor de armoede zorgwekkend toeneemt. De mid delen die aangewend worden om dit te verhelpen zijn veel- Isooi tig en uiteenloopend. Van al de vereenigingen die met dat doel werken, ziet men nog weinige vruchtenechter heb. ben de pogingen van het Matigheids-genootschap uitgewerkt, dat onder hunne II a 1200 leden, in 4 a 500 huisgezinnen j wel juist niet overal volkomene welstand, maar toch huiselijk heidvrede en gemoedsrust teruggekeerd zijn, en dat hunne verdiensten of bedeelde penningen, niet meer, zoo als vroe ger, grootendcels aan den sterken drank verkwist worden- Dit is, het kortstondig beslaan dezer Vereeniging in aanmer king nemende, al zeer belangrijk, en zou haar invloed nog grooter zijn, ware het niet, dat daar, waar billijk medewer king te wachten was, zij tegenwerking vond." Het oorspronkelijke en zelfstandige, dat wij steeds in den heer Beijerman bewonderenen dat ons te meer doet bejammeren zoo schaarsch met de vruchten van zijnen geest gezegend te worden kenmerkt zich ook weder in zijne ope- I ningsrede der Algemeene vergadering van de Maatschappij 1 tot Nut van 't Algemeen. Immers, in plaats van eene hoog» I deftige en gewrongene redevoering, over de Maatschappij als dit of dat (men Avect vaak zelf niet meer wat), houdt hij slechts eene eenvoudige aanspraak ter aanprijzing van de Staatshuishoudkunde vooral in onze dagen. Welk een stoute greep! welk een scherpe blik om uit den chaos van onder werpen juist dat te kiezen wat vooral thans de algemeene aandacht verdient, 't Ligt echter evenzeer huiten ons plan als onze bedoeling deze rede te beoordeelcnwij willen al leen onze lezers, naar aanleiding derzeive, op de aangeprezene zaak opmerkzaam inaken. De Staats of- Volkshuishoudkunde leert ons de beste middelen kennen om 's menschen vlijt vruchtbaarder Le doen zijn in 't voortbrengen van de eerste levensnoodwendighedenniet al leen echter van deze (want bij brood alleen zal de mensch niet leven) maar ook van alles, wat ons aanwezen kan ver aangenamen van ailes in één woord wat men onder het denkbeeld van volksrijkdom kan bevatten. Door haar kunnen die vele ellenden verzacht worden, onderden last waarvan de lagere volksklasse steeds gebukt gaat, en een magtigen dam worden opgeworpen tegen den voortgang van het pauperis medie vreeselijke wonde, welker bestaan op eene zoo wreede wijze de-gebreken van onze Maatschappelijke inrigting bloot legt. Het is dus eene practische wetenschap, die di- rcctcl.-jk ons aardsch geluk bedoelt, echter in volkomene overeenstemming eener redelijke godsdienst. De stoffelijke middelenwaar de Staatshuishoudkunde over peinststaan in de naauwste betrekking tot de verstandelijke en zedelijke behoelten van mcnsch en volk. Geene vraag voor de mensch- heid belangrijk, of zij wordt hier of daar in deze stadiën aangeroerd. Deze wetenschap wordt aangemoedigd door alle Gouver nementen die maar eenigzins hunne roeping verstaanwant orde en wet, veiligheid van personen en goederen zijn haar element: opstand schuwt zij..Elk Gouvernement, dat ter goeder trouw handelt, moet wenschendc maatregelen, die

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1846 | | pagina 7