strekking van onze tegenwoordige graanwet is: eene herstel ling, ten minste nabootsing, van het regt van den sterkste, en verloochening van het gronddenkbeeld gelijk regt van allen, en dat dus die graanwet ook zonder andere gevolgen dan de primitieve bedoeling [opbeuring van den graanbouw) ten eene male strijdig is met het doel van maatschappelijk zamenleven en dus ten laatste ten ondergang van den Staat moet leiden. Ten laatsten zeggen wij: want had de graanwet geen an dere mogelijke gevolgen dan eenige verrijking van een hand vol arme graanbouwcrs, de natie zoude zich gaarne eene be lasting, haar ten gunste van die landbouwers indirect op de schouders gelegd, nog wel getroosten, en zij zoude die nog jang kunnen dragen maar de graanwet levert schrikbarender vooruitzigten, die maar al te spoedig verwezenlijkt kunnen worden. Men bedenke slechts: dat van de graanbouwende landbouwers een groot deel, zoo niet het grootste deel, geen andere dan pachtgronden ten zij nen gebruike heeft, en dus de hoogste graanprijzen tot niets leiden kunnen, dan tot opdrijving van de pachtprijzen dat het noodzakelijk gevolg hiervan is, dat met de pacht prijzen ook de koopprijzen van landerijen in Ret algemeen stijgen moeten en op den langen weg een middelmatig be middeld burger geen landgoed meer koopen kan dat landgoederen dus alleen verkrijgbaar zullen worden voor den rijksten in den lande, die zelve zich niet met landbouw afgevende, hunne landerijen zoo hoog verpachten kunnen als zij dit goedvinden daar er ten slotte niet een graanbouwer tevens grondeigenaar meer zal bestaan. dat dus het primitieve doel van de graanwet geheel verlo ren gaande er geen ander gevolg bestaan zal dan dat het be lang van den consument en van den buitenlandschen graanhan delaar mei zijn bovengenoemd gevolg zal opgeofferd zijn aan de zoogenaamde geldams toer atendie dan het hecht van het mes waarmede de geheele natie gekorven moet worden in handen zullen hebben. Zoo zal er wel geen redelijke, twijfel bestaan en een ieder zal moeten toestemmendat de graanwet noodzakelijk moet leiden jol slooping van handellandbouw en verschillende nijver heidstakken lot dissolutie van onze maatschappijzonder dat zelfs die geld-sterks ten dat voordeel zullen genieten waarnaar zij gestreefd hebben, daar zij alleen de geheele Verarmde natie, «ene natie van van hunne luimen afhankelijke slaven, zullen moeten onderhouden en bedeelenwillen zij zich steeds vrij waren voor de woede der uitgehongerde menigte. Welaan dan, Gij onafhankelijke medeburgers! Handelaars! die uwe nijverheid en die van zoo vele consorten beperkt ziet, werkt voor uw eigen heil en dat van den consument in het algemeen. Welaan dan, Grondeigenaars! die hier een blijk van zelf opofferende vaderlandsliefde kunt geven. Bedenkt daarbij wel, dat er nog grooter capitalisten in Nederland gevonden wor den. dan gij zijt. Yolgl gezamenlijk het edele voorbeeld van de 21 grondeigenaars in Gelderland, wier adres reeds bij de 2de kamer ontvangen is.Yereenigt U tot een adres; de tijd dringt; werkt terwijl het nog dag is. Ik stel U in de hoop van ruime medewerking een middel voor: Ieder die genegen is deel te nemen, aan eene, aan de Tweede Kamer in te dienen petitietot onvoorwaardelijke af. schaffing van de wet van 29 Dec. 1835, make zich bekend, ;t zij persoonlijk, 't zij per brief aan den redacteur, of aan den drukker van den Kaleidoskoop. Nemen wij twee dagen daartoe (Zondag en Maandag 1. en 2. Nov.): Maandag avond worde eene lijst van de zich ge meld hebbende personen gedrukt en aan ieder een exemplaar gezonden. Een ieder benoeme daaruit een drietal, dat zich gaarne heiasten zal met het opstellen van een adres z dra dit vervaardigd is, beleggen die drie gecommitteerden e°°~ algemcene bijeenkomst, om het adres te beoordeelen mogelijk dadelijk aan te nemen en zorgen verder voor schrijving en onderteekening. En voor het einde der 1 week wenseh ik van ganscher harte, dat het adres - naar de Residentie. IG'S ZÖ Deventer 29 October 1846 Mr. J. P. G. Moorrees. Het adres van antwoord op de troonrede is dit jaar wel iets meer dan een bloote weerklank op 's ministers rede maar toch zeer flaauw en raadselachtig. Het blijkt daaruit dat de leden der Tweede Kamer wel schijnen te willen, maar niet te durven doortasten. De ministers waren bij de beraadslagingen van het ontwerp, even als ten vorigen jare, niet present- Nu, niemand hoort ook gaarne zich in het aangezigt harde woorden zeggen. De Heer van Golstein stelde voor om de behandeling eenen dag uit te stellen om hen uit te noodigen dezelve bij te wonen ten einde aangaande een en ander in lichtingen en ophelderingen te kunnen geven maar de meeste ledenwaaronder ook ons Overijsselsch viertalschenen dien gevaarlijken stap niet te durven wagen, en men toog nu aan stonds aan het werk. Eerst werd de geest van het stuk (als er geest in zat) overwogen en deze met 37 tegen 10 stemmen goedgekeurd. Daarna werd het stuk in perceelen behandeld waarbij de meeste voorgestelde wijzigingen of amendementen zijn verworpen, en werd de massabehoudens een paar vrij onbeduidende veranderingen met 34 tegen 12 stemmen aan genomen. Onder de sprekersdie in het adres een krachtige, ronde taal verlangd haddenbehoorde natuurlijk ook de waardige Lü£;ac. Z.E.M. herinnerde zich bij de lezing van 't ontwerp de woorden van een geleerden schrijver, die eenmaal zeide dat ze wel aaiden maar daar achter dadelijk een kneep volgde." Die woorden zijn schier op elke zinsnede van 't adres toepasselijk. Met, sestaS casadislaScji vcois» eeaa ftaadsBaccB* Isa desn I2©ogeaa Haad» Deskundigen vinden het een zonderlinge aanbevelingslijst van den Hoogen Raad, waarmede de Tweede Kamer tot het for meren van een drietal en Z. M. bij het doen eener keuze verlegen zullen raken, als beide, namelijk, behoorlijk worden ingelicht. De Heer Wigherlinck, Raadsheer in 't Prov. Hof van Over ijsselzou, ja gewis, eene gelukkige keuze zijnmaar men kan vermoeden, dat de man hoogst waarschijnlijk voor de eer zou bedanken. De Heeren Doymaer van Twist en Cost Jordens heeft men zeker als leden der Tweede Kamer een complimentje willen maken. Zonder ons over hunne al of niet geschiktheid voor het Raadheersehap in den Hoogen Raad uit te laten, meenen wij zeker te zijn, dat zij dien post ook niet zouden begeeren. Met Baron Sloet tot Oldhcis, hoe achtingswaardig ook, geleerd en bijzonder ervaren in de Staatshuishoudkunde, kan het moeijelijk ernst geweest zijn hem op de lijst te plaatsen, daar zelfs zijne geschiktheid voor. de regterlijke betrekking, die hij tegenwoordig als President" der Reglbank te Zwolle bekleedt, nog betwijfeld wordt. Zou Mr. J. Westenberg het neefje van wijlen Mr. D. Westenberg door wiens overlijden de vacature is ontstaanals zoodanig op het zestal zijn geplakt? Wanneer in den Hoogen Raad verzen moesten gemaakt worden, zou onze goede Overijssel- sche Harpenaar misschien geen verwerpelijk lid zijn. Maar of zijne regterhjke loopbaan tot heden, hem wel tot groole aanbeveling strekt, is eene geheel andere zaak. En nu blijft nog N. 1 over, op wien men het gemunt schijnt te hebben, n.l. Mr. P. A. van Steenbergen. Raadsheer in 't Hof van Overijssel. Men kan hcpi gewis geene schitterende talenten

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1846 | | pagina 6