De Regtbank, in aanmerking nemende, dat bij de aange haalde wet niet is aangeduid, welke vestingen ol steden tot de 1ste of 2de klasse behoordenhet a dus mebekend l of bewezen is, dat Deventer destijds daaioncei gcic5. oo dat het nog eer zou schijnen, nit een noegei c m;Kta;,. Julij 1814, waarbij de onderhavige vesting onde. he n htau Kommandement, Ac derde klasse weid aangewezen datzy^&ns het uitvaardigen der wet van 16 November 1844Itot de de..» klassh der daarin bedoelde vestingen behoorde, en dus, vol uu oaa bouwen in vreilcstijd binnen den bepaalden kring! voo' 'aar niet was verboden- is van óe wsêvnepcn wet in casu niet-toegepast kan 1 m dit het mede aangevoerde Koninklijk besluit van 7«0ifeD'waarbt Devenmr tot de ls.e of 2de klasse wordt ver heven' hier insgelijks niet applicabel is, als hebbende geene terugwerkende kracht, zelfs al ware het eene wel. Om al deze redenen is de eisch tot wegruiming van het schuurtje ontzegd. Hoogstwaarschijnlijk zal van dit vonnis worden geappelleerd. Mogt het door den Hoogen Raad be- restisd worden, dan zal men binnen den verboden kring bij Deventeren in den omtrek van al de -vestingen ol steden welke bij voornoemd Konink. B'esl. van 18-14 zijn genoemd, vrij mogen bouwen. Gelukkig in deze zaak, dat de gedaagde een arme dag- looner was toegelaten om gratis te procederen. De beruchte zaak van de administratie der belastingen met een daglooner uit Lutten gemeente Hardenbergwaarvan in No. 9 van dit blad is melding gemaakt, heeft j.k- Dingsdag voor bovengenoemde Regtbank gediend. Aanstaanden Dingsdag zal de Substituut-Officier zijne conclusiën oemen die wij in 't volgende nommer hopen mede te deelen. ^]s een nieuw staaltje, hoe onze ministersinzonderheid die van finantiën, met de wetten.weten om te springen, kan het volgende dienen. Op den eersten April (wij willen hier niet zinspelen op den eersten dag eener maand, zoo berucht) werd de voorgestelde nieuwe suikerwet door de Tweede Kamer aangenomenen den 11 April afgekondigd. Bij art. 29 wordt alle vervoer van meer dan zes ponden geraffineerde suiker, zoo die niet-door Consenten, quitantiën van betaalden accijns of gelei-biljetten gedekt zijn v op zware boeten verboden. Reeds den 15 Aprildus slechts vier da gen daarnawerd er een K. Besluit uitgevaardigddoor den minister gecontrasigneerd, en waarvoor hij zich dus verant woordelijk stelde, behelzende dat, opgrond van art. 30, waarbij den Koning gemagtigd wordt, om daarop uitzonde ringen te verleen ende bepalingen der wet niet zal slaan op de provinciën Noord-BrabandNoord- en Zuid-Holland Zee land, Utrecht, Vriesland, Limburg, mistgaders die gedeelten van Gelderland, welke aan de linkerzijde van den IJssel zijn gelegen. Art. 29 blijft dus van kracht voor Groningen, Drenthe, Overijssel cn dat gedeelte van Gelderland, hetwelk aan de regterzijde van den Ussel gelegen is. Op die wijze is drie vierde des rijks aan de werking der wet onttrokkenen dat zal eene uitzondering op den regel heeten!!! Eene uitzonderingnotabene, wanneer men van de elf provinciën, voor 772 den regel opheft! Het besluit is dus, volgens de Arnhemsche Courantonwettig. Wat beduidt alzoo eene wet! Wat „wordt er van de medewerking der Vertegenwoordiging? Het regeren der ministers door besluiten is toch een voortreffelijk stelselalthans zeer gemakkelijk voor hen, om maar vrij te handelen, steeds hun eigen zin te volgen. In de Engelsche bladen leest men dat te Londen den 9 April eene bijeenkomst heeft plaats gehad der aandeelhou ders van den Nederlandschen Rijn-Spoorwegwelke ten ge noegen der talrijke vergadering is afgeloópcnen waarin ge bleken is, dat die Spoorweg thans reeds in een allezins gunstigen toestand verkeert en onmiddelijk na zijne voltooi- jing, een van de belangrijkste en meest winstgevende yan Europa zal zijn, en waarop, het vervoer veel spoediger, dan op eenigen anderen Spoorweg zal toenemenwegens de ver schillende voordedendie hij aanbiedt. Omtrent de bewe ring, dat, bij aldien de actiën cener onderneming goed zijn, dezelve dan wei door de schrandere en rijke inwoners van het land zelve zouden genomen zijn cn niet in handen van vreemden zijn gekomenvan welke stelling menigwerf ge bruik is gemaakt, om den Nederlandschen Rijn-Spoor weg in discrediet te brengen, werd door den president den Sheriff Chaplin, aangemerkt, »dat het gebrek aan ondervinding en de daaruit voortvloeiende vreesachtigheid der Hollanders, hiervan de eenige oorzaken zijn. De Hol landers zijn nog niet overtuigd van de waarde der Spoorwe- »gen, maar naauwelijks zullen zij de ongelooflijke uitkomsten «zien, of zij zullen des te vuriger worden, naarmate zij tra- »ger zijn. Dan zullen zij in soortgelijke ondernemingen ingaan. en gaarne tegen hooge premiën van de meer zaakkundige «Engelschen de actiën terug koopendie zij niet tegen pari «hebben willen nemen, toen zij er de waarde niet van ken den:" Waarlijk geen compliment voor de Hollanders, dat zij zich door de Engelsche ondernemingsgeest laten overvleugelen. "T ^afregel der Regering, dat alleen de gesnoeide en beschadigde Zeeuwen ingewisseld zuilen worden, terwijl de be hoorlijk geranden en met randschriften voorzien, nog tijdelijk in om oop zullen blijven zal ongetwijfeld aanleiding geven tot nieuwe ongelegenheden en chicanes, daar het soms moeijelijk zal zijn te bepalen, of een stuk al dan niet moet verwisseld worden aangezien er vele Zeeuwen in de wandeling zijn die, schoon meer of min gesnoeid zijnde, echter weder met een kunstmatigen rand .zijn voorzien. Zaakkundigen vreezen, dat het schoone en rijke eiland Borneo weldra voor altijd voor ons verloren zal zijn, als men er niet spoedig in voorziet. De Sultan van Borneo-Proper vroeg aan James Brooke reeds genoemd: «Agent van het Britsche Gouvernement op Borneo" wie de kat cn wie de muis was, Engeland of Holland? Men moet helaas bekennen dat Nederland maar al te zeer de rfiuis is. Ongelukkig is het echter, dat het weinige beleid hetwelk door onze Regering steeds, vooral in onze builenland- sche betrekkingen, tot nog toe is aan den dag gelegd, ons nog meer tot muis maakt, dan wij anders, door de minder heid onzer krachten zouden zijn. Men schrijft-ons uit den Hardenberg, d.d. 4 dezer, dat aldaar wederom eene belangrijke catastrophe heeft plaats gehad, ten profijte van 't vat der Danaïden, eene aanhaling in echt Nederlandschen zin. De bennekiekersin de wandeling aldaar met de verecrende benaming van eijerulken bestempeldhebben een meisje, dat op den publieken weg uitrustte met de meest mogelijke schrik aanjagende ruwheid en bedreigingen overvallen, en (let well!) vijf ponden roggenmeef en zes ponden onbelast boek- weitenmeel afgenomen! Nu is de vraag, of de altijd actieve apostelen der verdrukking de bevoegdheid hebben den mole naar, bij wien men slechtsx vermoedtdat dit meel gemalen zou zijn, hierover te vervolgen en verantwoordelijk testellen, door in hun proces-verbaal op te gevendat zij het meisje uit den molen hadden zien gaaniets wat bewezen kan worden eene volstrekte onmogelijkheid te zijn geweest, naardien men niet kan veronderstellendat de heilige dienaren of spoken der verschrikking met andere dan aardschgezintuigde oogen zijn bevoorregt. Van goederhand is ons medegedeelddat het besloten testament van wijlen den Heer Bondt (een der beide papa's van den Minister van Hall), bij den Heer Bruno Tideman, zijn vertrouwden Notaris, was gedeponeerd, doch dat, na het overlijden van den testateur de uitvoering van diens laatsten- wildoor zijn schoonzoon en executeur Flobis aari de heeren Notarissen Commelin en Weylanü is opgedragen en welge lijk vermoedt wordt, omdat de Heer Bruno Tideman zich in der tijd aan den gruwel zou hebben schuldig gemaakt van op eene petitie ter gunste der Grondwetsherziening te teeke nen, en dus dientengevolge op het Zwarle Bock met een extra kruisje stond aangeteekend. Men schijnt eene zeer belangrijke ontdekking gedaan te hebbenigewigtig genoeg om al onze letterkundigen in bewe ging te brengen. De Heer Bleijswijk, het lid der 2de kamer en ministerieel in den trant der Drentse he Courantzou Re dacteur zijn van den beroemden Enlthuizer Almanak! De Redacteur der Wespenover den Heer Beudt han delende, zegt onder anderen «Wie kent dien wakkeren Leeuwen-Ridder niet, die, door zijn vrouwtje vergezeld, dc provinciën des lands afreistom den ijver der ambtenaren aan te sporen". «Het tractementde reis- en verblijfkosten van den Inspec teur-Generaal zijn bekend. Gaarne werd ik onderrigt óf Me vrouw de Leeuwen-Ridderes ooktractementreis- en verblijf kosten geniet'. Volgens het zeggen van sommigen komt zulks haar in gemoede toe. Men verhaalt toch, dat, terwijl de Ridder op het kantoor van den ontvanger snuffelt, en na- en opspoortde Ridderes intusschen het dorp doorlooptde winkels bezoekt, en niet zelden door hare navorschingen den Ridder op den weg heeft gebragt"U-aar langs men tot ver hooging van belastingengeraakt. Ik zou niet durven zeggen, dat die verhalen schijn of schaduw van waarheid hebben maar zijn zij waar, dan moet ook op de vrouw Generaal-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1846 | | pagina 2