Ceiaieflagde Berlgten. zijn handschrift op die papiertjes even hartelijk zal puoSazaS worden als thans de persoonBij voorbeeld Gij hebt een groot huisgezin en dus veel brood noodig. Daar uwe dienstmeid nog niet goed met het papierengeld kan teregt komen wilt gij er zelf de waarde van gaan onderzoeken bij den bakker in uwe buurt. Gij koopt voor f 2. en geeft hem een handschrift van vak Hall van f 5. (het kleinste dat bestaat). '»Wat is dat?" vraagt de bakker. )>»Dit is het nieuwe papierengeld."" «Zoo. en hoeveel is dat waard?" )>»Tijf gulden geef mij dus drie gulden terug."" »Er is geen papierengeld van 3 gulden." j»)Gccf mij dan in zilvergeld terug."" »lk heb zooveel kleingeld niet." »))In 's Hemelsnaamdan maar in koper. Gij hebt toch centen?"" »Ja, maar.... ik wil u liever crediteren Gevoelig voor de waarde van dit compliment, gaat gij heen en denkt over den diepen zin van des bakkers woor den na. Een bedelaar klampt u aan en vraagt u een aalmoes. »Op een anderen tijdzegt gij, )>ik heb slechts een van Hall van f 5. bij mij, en gij begrijpt, dat dit te veel zou zijn." »»Dat is naar men 't neemt, Mijnheer)"" Door deze niet minder diepzinnige woordendan die des bakkers, wilt gij den arme belooncn en hem het bewuste van Halletje gevenmaar door de beweging, die ge maakt, ont dekt hij het brood dat ge onder uw kleed verborgen hebt en de hongerezegt: »AIs het u 't zelfde is, Mijnheer, heb ik liever het broodje." Gij kunt niet minder doen, dan hem de helft geven, en bij uwe tehuiskomst vindt ge dat het handschrift u heeft opgebragt: 1. een verlies vai> 50 percent op uw gekochte; 2. eene schuld van f 2. nog te voldoen. Gij*wenscht na die gevalletjes Den Duivel de van Halletjes. Maar rnen zal niet alleen dn handleekening xan père van Hall dagelijks kunnen zien. Men zal in 't vervolg nict'slcchts veel van den grooten man hooren en lezen gelijk thans het geval is; mcu zal ook weldra zijfie beeldtenis kunnen aan schouwen. De Heer van der Vliet, alias Bo.üdewijn, hecU namelijk aangekondigddat in zijn tijdschrift de Tijd op 1. Februarij, het portret van den Minister Van Hall zal voor komen. De uitgever zal wel zorgendat er eenige duizenden exemplaren van over gedrukt worden, want het aantal Ne derlanders, dat om strijd het portret van hunnen geliefden Redder zal willen hebbenzal enorm zijn. Wij zijn benieuwd te vernemen, of op dit portretde Minister ook met zulke ijsselijke groote handen zal afge beeld zijnals op dat't welk Boudewijn in den Haag heeft gezien, (-p) Over dc muntbiljetten handelende, herinneren wij ons eene anecdote die wij onzen lezers niet willen onthouden. Toen Pruisen zijne muntbiljetten uitgaf, kwam er te Menz eene spotprent uit, voorstellende een Arend die een hoop dukaten voor zich had liggen, en er gretig van naar binnen slokte, terwijl van achteren er muntbiljetten voor den dag kwamen. Er stond onder te lezen «Was ist cs doch wohl pin elcndcs Thicr, «Es freest Dukaten und scheisst Papier!'' Zou men nu hetzelfde niet van onzen JSederlandsclien Leeuw hunnen zeggen? (Naar Asmodee.) StCEïamcM eeU zz'ïiE ===r= No. 3. Aan X. Was a een o. zoo las men uit uw naam Welk hol en rammlend lijf het land heeft uitgezogen. \Y as a een e, zoo las men uit uw naam Dit wat voor Hel-schen poel gij eens werd uitgespogen. (l) Wij natléren nu al fcacfitkehs voortschuiveleüdc eene beligchaamde ^impopulariteit, tot stikkens toe met goud gestikt; men heeft den soi.il- »iier Nicolaas Piereman vele, aanmerkingenle verwijlen, ten opzi"te van »dit Ministriëei portret; mcu vindt inzonderheid dc handen !e qrof en *ruw; maar de kunstenaar heeft het beeld vervaardigd onder den in- vloed, der monsternetwel ligt, gaf dit aanleiding tot eene ruwere I e- werktuigïng der acht vingers en tweg. duimen; nimmer loch is het volk van Nederland met rivioer handen dan deze aangepiktnimmer »is er met grover banden in de beurzen der Hollanders getast dan dóór »die van Mr* l'LOius Adriaan vak Hall." Ee/ie viorgcnwundcliiig in 'e zalen der Tentoonstelling van Schilderijen van levende Meesters te 's Gravenhage. Zie De Tïjdxau 15 Junij 1845, bladz. 368—Gy.) No.' 4. Spreuk. De vadsigheid van 't volkde domheid van den raad Zijn kankers aan 's lands harten moorden volk en staatl No. 5. De Wijsgeer-arts. 7 I j De groote wijsgeer-arts heeft ditmaal, zonder vreezen f De poriën gestopt0111 't ligchaam te genezen En nu zijn vrome raad de keel houdt digt geperst, 7$ Zoo volgt des armen dood. Och, of de dokter berst' Samicl. iïïefa hoofdstuks waarin, de tester op de /To van iët ejeforayl wordt* Waarde lezers! Ik zelf ben Samicl niet, maar alleen ziirj papegaai; en in zeker opzigt is zulks gelukkig, want als eeü zeker iemand eens boos werd over mijn schrijvenkon-ul mij immer onverantwoordelijk rekenen en door een penned streek, en door de verandering van een a in e, den man den iemand den weg wijzen, waar de delinquent te hul hoorde. De hemel bewaar mij echter, dat ik iemand naa de hel zoude zenden 't geen trouwens een onnoozel werk is want wat naar sulfer ruikt, raakt van zelfs in d'en poeli Derhalve! Maar gij kent Samicl toch? Gij weet, wie hi is? Hij is een duivel, een echte duivel, maar oud arm en mageren behoort overigenseven als de Arnhemmeïï tot de oppositie, uit oppositie! En hoe ben ik, arme drommelmet Samicl in kennis geraakt1 Verbeeldt U, waarde lezers! dat ik op een avond gerus, bij het vuur zatmet éene slaapmuts opeene pijp in dei mond, en de quitantie van de reddmgswet in de hand; zoo dat ik zoo bij mij zeiven droomde, dat ik alle verdienste? bezatom gedecoreerd te worden te meerdaar ik de eigen schap zou bezitten, gelijk mijne vrouw verzekertom zelf gedurende den slaap altijd ja met het hoofd te knikken, en onwillekeurig denkendedat de slapende nog beter, nöl vaardiger, nog helderder, nog getrouwer afgevaardigde zijni zou, in nederlandschen zin, dan de wakende, lachte ik. Ik lachte helaas, en had een slaapmuts op. En niet alleen dat, maar ook een pijp in den mond, ench quitantie in de hand. Die lach was mijn ongeluk! Gij lachte, zeide eene lange magere figuur, die mij stond. Eene rilling liep mij langs het gebeente; vervolg hierna viïeb Dcvengea». Afgekondigd het Koninkl. Besf. van 9 Dec. jl.houdend nadere bepalingen op het uitwijken van Stopm- en Zeilschepen Kennisgeving van Burg. en Weth. dat het Kohier de Grondbelasting op de gebouwde en ongeb. eigendommen, oveu 1846, ten kantore van den1 Heer Ontvanger Knegjes ter in-i zage ligt; verder met aanmaning om de verschuldigde termij nen telkens te voldoen, op s'taife enz. 2. Idemomtrent de Herzienings-Rohicren der Perso nele Belasting over 184% Bezwaren tegen den aanslag kal men schriftelijkof door tusschenkomst van den Controleur inbrengen. Intusschen moet men beginnen met te betalen anders parate executie. De appiobatie tot het bouwen der nieuwe kazerne is ont vangen. De belastingen hebben in 1845, niettegenstaande de verminderde wel vaart en de toenemende kwijning van handel en nijverheid ruim /'120,00( meer opgebragt dan in 1844. Of de fiscale Knijpers dus-ook'fik; gehamerd hebben! Het Engelsche ministerie slaat weder op 't in vallen, daar Sir Robert Peel en de hertog vak Wellington he niet eens kunnen worden over eene paragraaf der troonrede. Waarou laat men daar de Souvereine ook niet voor opdraaijen, gelijk bij ons?!! Hei Engelsch gouvernement heeft vrijdom van Invoer verleend aan Hol' landschen jenever in flcsschen, voor Engelsche Koloniën, alwaar de Ma tigheids-genootschappen nog niet schijnen doorgedrongen te zijn. Een valkenier van Valkenswaard is in aantogt uit Ysland, medevoerende f valken, bestemd voor de Valken jagt van dezen zomer op het Loo. Uitgevonden eoh nieuwe nationale Nederlindsche Dans, waarvan wij in volgende riommer eene beschrijving zullen geven, en den tekst der inu/ mededeeien. Ten bewijze hoe ver wij in verscheidene opzigten Bei 1 vooruit zijn, kan dienen, dat de publieke liefdadigheid in dat land r; 4 mjlliocnenjnwoners, slechts 5 millioen gulden kost; terwijl die in en land met nog geen-3 miilioenen inwoners, 20 miüiocn gulden bedraa'-rl Wij naderen met rassche schreden het tijdstip, dat heel Nederland"éénd groole Bedelaars-Kolonie zal wezen. In het land ivo die 'CitroneA blüfin (Italië) hceescht de vruchtpest onder de kastanjes en druiven —I Terwijl er zoo vele huwbare mannen zijn, die het zonder vrouw afdwed zal G. Fröl'ich voor het Kaagsche hof teregt slaan, als er twee,te ItfbcnM Zou de man, door de zaak zelf, nog niet genoeg gestraft zijn? fa] ge-f looven zeker, dat menigeen liever een jaar of wat achter dc^al -u zoufe

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De Kaleidoskoop (1846-1851) | 1846 | | pagina 2