Zalurdag- 14 Februarij 1882. IV». 15. NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAD. UMKLMIK ZWOLEE, DEVENTER, ZITPHESAPEIBOOBN. Dit blad verschijnt gcregdd icdeten DIKGSDAG en ZATURDAG. Do pi ijs van belde is voor Zwolle Deventer Zutphen en Apeldoorn f 1.25 in de drie maanden overal elders franko per post f 1.50de Dtn/fsdaij- of Zaturdag-edilic afzonderlijk voor genaemdo plaatsen <5 centelders 87>/2 cent. Allo postkantoren nemen bestellingen aan. De piijs der Advertentiön is van één lot vijf regels 50 centen 10 cont voor eiken meerderen regel behalve 55 cent zegelregt bij iedere plaatsing. De Advertenticn moeten vóór Dingsdag middag 12 uur f en Vrijdag namiddag 4 uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franko geschieden betzij door bemiddeling der Postkantoren, of te Zwolle bij W. E. J": TJEENK WILLINK; Deventer A. TER GUNNEZutphen J. 11. MEL- LLNK Apeldoorn A. M. DE JONG. Wordt hel beslaan der Handelmaatschappij bedreigd door het jongste besluit lol aflossing der schuld van den Staal aan dal ligchaam? In een -vorig artikel gaven wij onzen wensch te kennen lat het amendementstrekkende om het grootste deel del ict amortisatie van schuld bestemde som aan te wenden tot aflossing der schuld aan de Handelmaatschappijzou worden aangenomen. Die wensch is vervuld. Maar nu hoort men Jvan vele zijden de meening uiten dat dit besluit onberaden en verderfelijk moet worden genoemd, dewijl het de vernie tiging van de Handelmaatschappij moet ten gevolge hebben. Ja, cr wordt beweerd, dat het zelfs in de bedoelingen van de voorstellers van het amendement zou hebben gelegen, om aan dat handelsligchaam den doodsteek toe tc brengen. Noch het een noch het ander kunnen wij toegeven. 1 Wij kunnen volstrekt niet inzien in hoe verre de Handel maatschappij zich daarover kan beklagen, of in hóe verre men 'ecne daad van vijandschap daarin kan zien, dat de Staat zijne Ischuld afdoet. Ik wil toegeven, dat de Handelmaatschappij bij voorkeur schuldeischer van den Staat wenscht te blijven niet omdat het zoo voordcelig is 10 millioen gulden tegen |vicr ten honderd uit te zeilen maar omdat die schuld een band iswelke langs een anderen weg groote voordeelen ver zekert. Maar toch is er een zeer groot verschil tusschen de begeerte om zijne vrijheid tegenover een agent terug te erlan gen en tusschen het afbreken van alle betrekkingen met hem. Ware dit laatste het geval waren alle betrekkingen tusschen den Staat en de Handelmaatschappij voor goed geëindigd, zoodra de schuld is afbetaald, wij zouden, in het belang van den Staat zelf, tot behoud eener instelling aanraden, die aan onzen handel zoo groote diensten heeft bewezen en door wie het alleen mogelijk is geworden zoo groote hoeveel heden producten op onze markten te plaatsen; maar nu de afbetaling der schuld geene andere gevolgen kan hebben dan om vrije betrekkingen mogelijk tc maken en in de plaats van verpligtc betrekkingen te stellen, nu begrijpen wij niet, waarom men het bestaan der Handelmaatschappij bedreigd zou achten. Het deed ons genoegen te ontwaren, dat men ter beurze van Amsterdam niet in dat gevoelen verkeert. Als men al thans den stand der beurskoersen als een toeken van gerust heid mag aanmerken dan is cr door de aanneming van het bedoelde amendement hoegenaamd geene ongerustheid over het lot der Handelmaatschappij ontstaan. Immers verschillen de koersen der actiën in de laatste dagen niet noemenswaard. Men' wil het echter doen voorkomen alsof bij vele leden der Tweede Kamer ecne zeer vijandige gezindheid tegen de Handelmaatschappij bestaat, en alsof die vijandige stemming aanleiding zou hebben gegeven tot het doen van het bewuste voorstel. Oppervlakkig schijnt het, dat het een zeer zonder ling gekozen middel is om aan iemand van vijandschap blijk te geven, wanneer men hem zijne vordering afbetaalt; maar rnen wijst dan altijd weder op de gevolgen en de geheime bedoelingen. Die gevolgen en bedoelingen daargelaten, zoo komt het ons voor, dat menigeen wensehen zou dergelijke blijken van vijandschap van zijne debiteuren te ondervinden als de Handelmaatschappij nu van den Staat mag tc gemoet zien. Over het algemeen heeft men het steeds als een bewijs van eerlijkheid en gqede trouw die vriendschap kwccken aangemerkt, en geenszins als vijandige oogmerken, wanneer een schuldenaar zijne schulden betaalde. De daad op zich zelve heeft dus niets indat zelfs uit de verte aanleiding zou kunnen geven om de leden der Tweede Kamer, die het voorstel deden of het ondersteunden, van vijandige bedoelingen tegen de Maatschappij te verdenken. Hebben dan hunne woorden dat vermoeden opgewekt of ge wettigd? Het is ons niet gegeven in het binnenste der menschcn te lezenen als men gewaagt van hunne bedoelingendan zal men die moeten afleiden hetzij uit hunne daden hetzij uit hunne woorden. Uit de daad, gelijk, wij die hebben voor gesteld vallen geene vijandige oogmerken op te makenen wij kunnen cr gerustelijk bijvoegen, uit hunnen woorden evenmin. Het schijnt dat het geweten der Handelmaatschappij als dat ligchaam een geweten en niet enkel eene beurs heeft niet geheel gerust is, cn dat de herinnering aan handelingen van den verleden tijd hare vrienden doet gevoelendat er inderdaad vele redenen van ontevredenheid daarover bestaan. Zijdie niet hebben gedeeld in de grove winsten door dat handelsligchaam, ten koste der schatkist, behaald, of zij, die het algemeen belang stellen boven zelfzucht, konden vele bezwaren opperen legen de wijze waarop dc Handelmaat schappij in der tijd de Regering in staat heeft gesteld om onwettige uitgaven te doen. Ieder zal zich nog herinnereh hoe de voormalige directie der Handelmaatschappijonder voorgeven van gewigtige handelsoperatienhet vertrou wen door de actiehouders in haar gesteld heeft misbruikt om dertien millioen te negotieren ten behoeve van voorschot ten aan het rijk te doen. Ieder weet, hoe zij verder voort ging met milde hand voorschotten te geven buiten weten der vertegenwoordiging, en hoe de restantschuld van 10 millioen, zoo als die tegenwoordig bestaatafkomstig is van die vroegere misbruiken. Dat er dus wel cenige redenen bestaan van ingenomenheid tegen de Handelmaatschappij, voor zoo ver hare betrekkingen met de Regering betreft, laat zich hooren maar dit alles neemt niet weg dat cr niemand in den lande zal worden gevonden, die de instandhouding van een zoo gewi"tig handelsligchaam niet wenscht. Evenwel onder twee voorwaarden 1° Dat het zich bepale tot zijn wezenlijk doel handelsoperatien; en 2"dat het zich geen monopolie aan- matigc cn aan de ontwikkeling van den particulieren onder nemingsgeest niet in den weg sta. Wij achten het een voornamen stap ter vervulling dei- beide genoemde voorwaarden dat de staat zijne schuld aan dc Handelmaatschappij kwijte. Zoo lang dat ligchaam de Re- cerin" aan een band heeft, is het zeker van, alleen uit het conswnatie-contraktgroote winst Ic behalen. Men weet, dat tegenwoordig de ganschc handelsbeweging der Maatschappij zich bijna alleen bepaalt tot het agentschap der Regering; het wordt tijd, dat dit ligchaam, met zijne groote middelen overeenkomstig het doel zijner oprigting ook beprocve of er geene andere handelswegen te openen zijn. Daarvoor doet de Maatschappij thans niets. Al hare kapitalen steken hetzij in de voorschotten aan de Regering verstrekt, hetzij in de groote onkosten voor schcepsvrachtenenz. Als het kapitaal van 10 millioen is terugbetaald zal de Handelmaatschappij daarvoor natuurlijk andere plaatsing moeten zoeken en hare

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De IJsselbode (1852) | 1852 | | pagina 1