ISaadsYci'gadcriug 4c BSevciiter
Maandag 2 Februarij 1852.
Nog vernemen.,wijr' dat uit deze stad. aan de Tweede Ka
mer zal opgezonden worden een adres van adhaesie aan de
voorgestelde wet op het armbestuurvoor zoover het hoofd
beginsel betreft om de algenveene armverzorging tot de be
voegdheid van den Staat te brengen, den Staat het regt van
regelen en toczigt daaromtrent toe te kennen en de bijzon
dere liefdadigheid hieraan zooveel mogelijk ondergeschikt te
maken.
CORRESPONDENTIE.
Door plaatsgebrek zijn wij genoodzaakt eenige ingezonden
stukken tot het volgend nommer uit te stellen.
Afwezig de Deer Piekema.
De Notulen der laalslgchoudcnc Vergadering van Maandag avond 26
Jan. worden gelezen, en, vóór die in rondvraag te brengen, deelt de
Voorzitter mede, dat Gedep. Stalen inlichtingen hebben gevraagd, of
onder den vastgeslcldcn census van f 5 voor de kiezers der Kamer van
Koophandel alleen de aanslag in hoofdsom, dan die in hoofdsom en op
centen was bedoeld, en dat B. en \V. geen zwarigheid hebben gevonden
te beriglendat de hoofdsom en rijks opcenten daaronder bedoeld wor
den, vermits de Raad van gcene afzonderlijke opgave had kennis gedra
gen. De Notulen zijn daarop gearresteerd.
1. Dc Voorzitter geeft kennis, dat de onderscheidene Afdeelingen
dezer Vergadering hunne Voorzitters gekozen hebben en wel de le. Af-
decling Mr. JI. van Loghcm2c. Afd. den lieer S. van Delden Pz.en
3c. Mr. D. J. van Doorninck. Aangenomen voor informatie.
2. Gelezen een besluit van Gedep. Staten, houdende toezending van
een afschrift van Z. Ms. besluit, waarbij dc Afschaffing der poortgelden
met 1 Maart aanstaande, wordt goedgekeurd. Op voorstel des Voorzit
ters is besloten, deze zaak voor informatie aan te nemen.
3. Wordt gelezen een brief van Bcstuurderen der Administratie over
den Kunstweg van Deventer naar Groenlo, houdende kennisgevingdat
de lieer Mr. P. F. Besier, als zoodanig ontslag verzoekt, en uitnoodiging
aan den Raad oin ccne voordragt ter vervulling der daardoor ontstane
vacature op te maken. De Voorzitter stelt voor, deze zaak voorloopig
voor informatie aan le nemen en tot ccne volgende Vergadering in ad
vies te houden. Conform besloten.
4. De Voorzitter doet mcdedccling, dat de rekening en verantwoor
ding van den Kollekteur van het Kraangeld over 1851 ter Secretarie
is gevcrificecrd en opgeteld en stelt voor, die in advies te houden tot
eene volgende Vergadering en voor dc Leden ter visie te leggen. Con
form besloten.
5. Ten gevolge van de door den heer van Delden in de Vergadering
van 8 Januarij j 1. gevraagde inlichtingen, ten aanzien van liet regt
verstand van art. 24 der Gemeentewet, betreffende liet koopen van
Leden van den Raad in publieke veiling, geeft de Voorzitter kennis,
dat B. en W. een onderzoek nopens dit punt hebben ingesteld, en tot
de conclusie zijn gekomen, dat de geest van art. 24 is, dat geen Ge
meente-ambtenaar van een lid van den Raad zal mogen koopen voor de
gemeente. Volgens liet daartoe strekkende voorstelwordt deze zaak
voorloopig voor informatie aangenomen, tot eene volgende Vergadering
in advies gehouden, en het stuk ter visie gelegd.
6. Wordt gelezen een adres (voor eenige oogcnblikken bij den Voor
zitter ingekomen) van A. van der Meer c. s., strekkende om zich te
constitueren tot eene commissie tot aanbouw van arbeiderswoningen,
ten einde daardoor den toestand dier klasse te verbeteren, en den huur
der op eene gemakkelijke wijze in liet bezit van eigendom te stellen,
wordende daarbij tevens liet plan van negotiatie der geldenbenoodigd
tot den aankoop van landerijen en het bouwen van 20 woningenvoor
gedragen enz. De Voorzitter stelt voor, dit stuk ter fine van praead-
vies te stellen in handen cencr Commissie van 5 Leden. Conform be
sloten zijnde, worden tot die Commissie benoemd de II. II. vanDclden,
Lugard, Ankersmit, van 't Zant en de Voorzitter.
7. Ten gevolge van de door Gedep. Staten verleende goedkeuring
van liet contract, nopens dc verlenging van de IJsselbrug, (reeds in
de vorige Vergadering nicdcgedeeM)wijst de Voorzitter op de noodza
kelijkheid om daarvoor op de begrooting van 't loopende jaar een post
in ontvangst en uitgaaf vast te stellen, beide tot een bedrag van
f 14200, onder goedkeuring van Gedep. Staten, volgens art. 213 der
Gemeentewet. Wordt gelezen bet daartoe strekkende conceptbesluit en
nadat niemand zicli tegen dc dadelijke behandeling dezer zaak verklaard
badgoedgevonde» bet besluit aldus le arresteren.
8. Gelezen een brief van Bestierders van 't St. Jurricns Gasthuis,
strekkende om autorisatie te bekomen tot liet tijdelijk opnemen van
Bestierders van 't Weeshuis cencr som van f 1000. Dc Voorzitter maakt
dc opmerking, dat de Vergadering vroeger van oordeel is geweest, dat
tot zoodanige tijdelijke geldopneming de goedkeuring van Gedep. Stalen
niet benoodigd is, en stelt dien ten gevolge voor: op Beslierderen van
beide Gestichten de vereischte magtiging tot bet schieten en opnemen
dier som le vcrlccncn.
De beer G. E. Jordens verwijst naar liet art. der Gemeentewet, vol
gens hetwelk door B. en W. de kas der Godshuizen moet worden opge
nomendaar de toestand der kas uit het ingezonden stuk niet blijkt.
Dc Voorzitter repliceert, dat hiernaar later onderzoek zal worden ge
daan, doch dat cr in dezen gcene zwarigheid kan bestaanals Beslierde
ren zeggendat die gelden niet aanwezig zijn dat Bestierders van het St.
Jurriéns Gasthuis, zonder kostverkoopingenen dus alleen door inko
mende pachten, dc uitgaven niet altijd kunnen bestrijden, daar in de
laatste jaren door dit gesticht, wegens aanzienlijke vertimmeringen,
grootc uitgaven zijn gedaan. Het voorstel des Voorzitters daarop in
rondvraag gebragt, wordt unaniem aangenomen.
0. Dc Voorzitter stelt aan dc orde, bet ill de laatste Vergadering ter
tafel gcbragle verzoek van de Ovcrijsselsclie Maatschappij van Land
bouw, Veeteelt en Tuinbouw. De Voorzitter stelt voor: eene som van
f 150 toe te slaan voor premien, bij gelegenheid der aanslaande Ten
toonstelling.
Dc heer van Marlc geeft te kennen, in den regel niet gestemd te
zijn voor bet verlcenen van premiën, zoo min aan nienschen als aan
kinderen. In dit geval beschouwt Spr. bet als eene schadevergoeding,
die, door elkander, gegeven wordt voor de kosten van inzending; en
zal dus voor bet voorstel stemmen.
Dc heer van dc Graaff vraagt, of reeds bepaald is, in welk lokaal
die Tentoonstelling zal worden gehouden?
Dc Voorzitter antwoordt, dat daarvoor de groote zaal van 't Athe
naeum is aangewezen en, des verkiezende, voor liet houden der Verga
deringen bet Auditorium.
De heer Lugard verlangt le welen, of er reeds een voorstel is gedaan,
nopens de plaats van Tentoonstelling van bet vee.
De Voorzitter repliceert, dat deswege nog geen bepaald voorstel is
gedaan. Goedgevonden, overeenkomstig het voorstel des Voorzitters,
J 150 voor premien toe te slaan.
10. liet in de Vergadering van 22 Januarij j.l. in advies gehouden,
verzoek van Mr. G. Dumbar, om ontslagen te worden als Zetter der
Directe Belastingen over 1852, thans aan dc orde zijnde, worden de
daartoe betrekkelijke stukken op nieuw gelezen. De Voorzitter gelooft,
dat de beer Dumbar, volgens art. 14 der wet van frimaire an VII,
regt heelt zijn ontslag te vragenen dat bij daarom niet gepoogd
beeft, zoo als bij de aposlille van den Commissaris des Konings wat
verlangd, om den beer D. van diens voornemen terug le brengen. De
andere reden waarom die Heer ontslag vraagt, dat volgens de gehouden
stemmingen Z Ed. geen genoegzaam vertrouwen zou schijnen le bezit
tenacht dc Voorzitter minder juist. Spr. stelt nu voor, de voor
dragt van den heer D. door een andere te doen vervangen.
Dc beer Wcrnink beeft van den Voorzitter geboord, dat Z.Ed. reeds
pogingen beeft aangewendom den lieer Dumbar van zijn voornemen
terug le brengen. Het spijt hem, dat die vruchteloos zijn geweest,
daar dc beer D. een geacht advokaat is, en 't is noodig, dat cr weder
een advokaat benoemd worde.
De Voorzitter repliceert, dat de vorige Spr. hem verkeerd schijnt
begrepen te hebbendaar bij <jcen pogingen liecft aangewendom
den lieer D. van diens plan af te brengen.
De beer G. E. Jordens gelooft, dal dc stukken niet in deze Vergade
ring te huis belioorendaar de aposlille aan B. en \V. is gcrigt. Spr.
zal zich evenwel riet legen de behandeling der zaak verzetten. Volgens
dc aangehaalde Wet moet de Raad de al of niet geldigheid der redenen
van den Heer Dumbar beoordcclenen volgens art. 17 en 18 is bet
duidelijk dat die gegrond zijn, 'twelk dc Raad vooraf moet verklaren,
alvorens over te gaan tot dc benoeming van een nieuw lid voor 't col-
legie van zetters.
Dc Voorzitter merkt daarop aandat vroeger de Raad de zetters wel
benoemde, maar dat dit thans niet meer liet geval is, cn dat de Com
missaris des Konings de redenen voor al of niet geldig moet verklaren.
Overigens is liet moeijelijk te bepalen, wat al dan niet nog van die
wet geldig is, dit is voor Spr. te boog.
De, lieer van de Graaff acht liet laatste gedeelte der aposlille van den
Commissaris des Konings »oin den heer Dumbar van besluit te doen
veranderen" een verkeerd principe. Indien genoemde lieer bij de ge-
houdene stemming ware tegenwoordig geweestzou ZEd. als grond voor
zijn verzoek geen gebrek aan vertrouwen hebben kunnen aanvoeren.
Dc lieer G. E. Jordens betoogt dc geldigheid der wet boven latere be
sluitencn ook uit deze, die Spr. naauwkcurig beeft nagegaan, blijkt
bet niet, dat de aangehaalde artikelen zouden zijn ingetrokken of her
roepen. Zoodra er vacature ontstaat, moet terstond ccne voordragt
worden ingezonden: dit ligt in dc rede; maar die moet eerst beslaan
voor dat deze mag geschieden.
De Voorzitter bemerkt, dat onder zoodanige vacatures beliooren, die
door vertrek of overlijden ontstaan; maar dat hieruit nog niet voort
vloeit, dat men nu geen voordragt zou beliooren te doen.
De beer G. E. Jordens repliceert, dat in dit denkbeeld gecne vacature
ligt. De Voorzitter zegt daarop, dat, daar men bet in tic reden een»
is, liet een woordenstrijd wordt, cn vreest, dat bet niet gelukken zal,
dc bedoelde wet in overeenstemming met latere voorschriften te brengen.
Dc lieer van Dehlen bemerkt, dat men, om dc zaak grondig te on
derzoeken, niet bij bet besluit van 1845 moet stil staan; dat vroeger
slechts 3 leden tot zetters werden benoemd, er eerst in 1845 die wet
weder in 't leven is geroepenten gevolge waarvan cr thans 7 zetters
zijn. Men zou van 1813 af alles historicel moeten uitpluizen. De Raad.
doet alleen voordragt.
Dc beer G. E. Jordens beeft dc wet nagegaan en verscheiden latere
besluiten, cn uit deze alle blijkt, dat de wet nog beslaat. De Raadt
benoemt cn dc Gouverneur (Commissaris des Konings) keurt die benoe
ming goed. Men moet zich houden aan 'tgcen bestaat. Zoolang de
lieer Dumbar niet is ontslagen is bij wettiglijk zetter.
Dc Voorzitter herinnert den laatslcn Spr. aan art. 46 der gemeente
wet dat hem liet medestemmen in dezen ontzegt.
De beer G. E. Jordens repliceert, dat bij eene vroegere behandeling
van den kunstweg naar Groenlo (zie Vergadering 8 Januarij N. 10.)
art. 46 niet schijnt in acht genomen te zijndoch gelooft dat dc Voor
zitter gelijk beeft, Spr. zal daarom niet medestemmen.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat de Raad de zaak op eene andere
wijze mag behandelen door eene Commissie te benoemen en de discussies
te sluiten.
Den beer Jonckbloet spijt liet, dat deze kwestie uit misverstand is
ontslaan. De Voorzitter beeft bij de aanbeveling van Zetters aangedrongen
op liet belang oni weder een' jurist le kiezen en indien dc lieer Dumbar
tegenwoordig ware geweest, zou ZEd. gezien hebben, dat, zoo bij niet
met totaliteit van stemmen is benoemd, dan toch met overgrootemeer
derheid. (Zie Vergadering van 20 October 1851). Overigens is Spr. van
t idéé des hccren G. E. Jordens: uit de aangehaalde 6lukkcn blijkt niet
dat de wet is afgeschaft cn 't is van belang, dat de Raad volgens de Wet
handelc cn niet volgens de injuhelie van een' hoofdambtenaar. Spr. stelt
in dezen een middelweg voor, om namelijk eene nieuwe voordragt te