N". s. NIEUWS- EN ADVERTENTIE-IILAB. Zalm-dag 17 Januarij l«o2. Biet BSegiuscI der Staats-aruienzorg. IJSSE1B®»E. ZWOLLEDEVENTER, ZETPOEN, APELDOORN. Dil blad verschijnt geregeld iederen DINGSDAb en ZATLRDA j. Dc prijs van beide is voor Zwolle Deventer Zutphen en Apel oo f 1.25 in de drie maandenoveral elders franko per post f 1 50Oe Dinsdag- of Zaturdag-cditic afzonderlijk voor genoemde plaatsen 75 cent; elders 87 '/2 cent. Alle postkantoren nemen bestellingen aan. De prijs der Adverlentiön is van één tot Tij f regels 50 centen 10 cent voor eiken meerdoren regel behalve 35 cent zegelregt bij iedere plaatsing. De Adverlentien moeten vóór Dingsdag midJag 12 uuren Vrijdag namiddag 4 uur ter Drukkerij te Deventer zijn ingezonden. Alle toezendingen voor dit blad bestemd moeten franko geschieden hetzij door bemiddeling der Postkantorenof te Zwolle bij W. E. TJEENK WILLINK; Deventer A. TER GUNNE; Zntphcn J. H. MEL. LINK Apeldoorn A. M. DE JONG. Wij worden dezer dagen overstroomd met geschriften, die alle het zoo belangrijke punt der armenzorg ten onderwerp hebben. Dc voorgedrageue wet op dat stuk geeft er aanleiding toe. De meest gewone beschuldiging daartegen aangevoerd is deze dat dc Staatde armenzorg als eene taak van hare competentie aanvaardendede bijzondere uit christelijke en zedelijke beweegredenen voorspruitende liefdadigheid verdringt en vernietigt. Zoo dit laatste een noodzakelijk gevolg ware van dc be- moeijing van den Staat met het nrwezen in het algemeen, zekerlijk, het zou ernstig nadenken behoeven of het niet beter ware, dat dc Staat zich geheel onzijdig hield, In tusschen ieder erkent het, het pauperisme is eene maatschappelijke kwaal van dien omvang en van zoo onberekenbare gevolgen dat dc Slaat met de magtige ter zijner beschikking staande middelen zich wel geroepen mag achten tusschen beide te treden, waar het blijkt, dat de pogingen van bijzondere personen niet voldoende zijn om dc kwaal te genezen. Het is evenwel, naar het ons voorkomt, een misverstand, als men voorgeeftdat de tusschenkomst van den Staat de bijzondere liefdadigheid noodwendig moet opheffen en verdringen. Als men spreekt van eene: wettelijke lieftalligheid1' dat is van door de net voorgeschrevenenaar de regels der toet uit le oefenen liefdadigheid dan komt het ons voor dat er strijd is in de woorden zeiven, of, zoo als de regtsgeleerden plegen te zeggen, contradictio in terminis. Eene liefdadigheid waartoe men door de wet wordt verpligt, die men uitoefent overeenkomstig het gebod der wethoudt op liefdadigheid te zijn. liet wordt eene gedwongene daad; ieder gevoelt het. Zoo zou het zijn als de Staat de liefdadigheid wilde or ganiseren op de wijze als dit in Engeland plaats vindt, hoe zeer ook daar, naast eene uitgebreide verpligte liefdadigheid, op groote schaal eene geheel vrijwillige en bijzonder liefdadig heid wordt aangetroffen. Maar onze Regering onthoudt zich ten eenenmalc om de liefdadigheid de zorg voor de armen als eene verpligting aan dc burgers op te leggen; hare voor stellen reiken niet verder, dan lot het oprigten ecner wel dadige Slaatspolicie ten aanzien dér armoede, tot de regeling van een gezag van toezigt en controle op de bijzondere fondsen van liefdadigheid hetwelk strekken moet om de doel treffendste aanwending dier fondsen naar mate van hunne bestemming, le verzekeren. Dit punt wordt veeltijds uit het oog verloren bij de klag- ten die men hoort aanheffen, liet is niet de liefdadigheid zelve, welke de wet wil regelen, maar alleen de wijze barer beoefening in verband brengen met dc behoeften der maat schappij. De bijzondere persoon, zelfs de bijzondere instellingen die uit christelijke liefde de deugd der liefdadigheid beoefenen beraoeijen zich het kan niet andersmet de eischen van den arme alleen. Naar gtheel subjectieve opvattin", naar mate de waargenomene armoede meer of minder aandoenin gen opwekt, zullen zij op bckroropencr wijze of op ruimer schaal de deugd der liefdadigheid beoefenen. Ja, zij zullen op hun standpunt in vele gevallen exclusief zijnen alleen de behoeften van die armoedewelke onder hun bereik valt, pogen te bevredigen. Maar daartegenover staan de eischen der maatschappij tegenover de armoede. Het pauperisme is een kwaaddat de maatschappij ondermijnt, waartegen de maatschappij behoort te worden verdedigd. Dit laatste nu is de taak der Regering, een pligt die op den Staat rust. Daarmede kun nen bijzondere personen zich niet inlaten. Het is dus niet dc bedoeling en het kan de bedoeling niet zijn: »de vrije liefdadigheid te vervangen door iets anders; door eene burgerlijke wet op het armwezen, die alle lief dadigheid zou opheffen;" neen, maar naast de liefdadig heid, welke overeenkomstig eene Christelijke cn zedelijke wet alleen met het oog op de behoeften der armen wordt uitge oefendkan en beh'oort er eene publieke armenzorg te be staan, die de eischen der maatschappij, tegenover de armoede bevredigt, die waarborgen voor de maatschappij aanbiedt, dat zij door de slepende kwaal niet geheel zal worden ont zenuwd. Ziehier het zeer wezenlijk verschil tusschen de vrije lief dadigheid en de Staatsarmenzorg. De eerste behandelt dc armoede subjectief, de andere objectief. Beide kunnen zeer goed naast elkander bestaan; ja beide hebben behoefte aan elkanders ondersteuning en vullen elkander aan. Zóó begrepen mcencn wij, dat er ten opregte een strijd wordt gevoerd tegen het beginsel der Staatsarmenzorg. Dat die strijd in de Nederlander en het Goudsch Kronijkske met hevigheid wordt voortgezet tegen het aangeboden wetsontwerp laat zich gemakkelijk verklaren; maar dat wij ook andere organen, en zelfs zeer wetenschappelijke mannen aan dien strijd zien deelnemen, dit moet bevreemden. Die strijd kan, onzes inziens, slechts voortspruiten, uit misverstand of voor oordeel. Uit misverstand, omdat men de strekking van het beginsel der Staats-aruienzorg verkeerdelijk beoordeelt, mecncnde dat zij geheel cn al op het gebied der vrije Christelijke liefdadig heid treedt en deze verdringthetgeen volstrekt het geval niet is. Uit vooroordeel, omdat ingenomenheid met de werking der diaconien cn bijzondere besturen, deze van alle toezigt, van alle beperking, van allen regel ontgeven wil hebben. Omdat men de eischen der maatschappij ^orbij ziet, en deze wil opofferen aan dc subjecieve eischen van naijverige bedeelers en regenten; uit het oog verliezende, dat het hun toever trouwde goedniet is hun goedmaar het goed der armen tot 't welk zij in gcene andere regtsbetrekking staan, dan rckenoligtige voogden tot het goed der minderjarigen. Het moet geheel vrij blijven tc geven, zooveel en waar men goedvindt. Maar de maatschappij kan niet gedoogen dat over het gegevene cn bijeengebragte zonder eenig toezigt, zonder cenige verantwoording worde beschikt. Dat hier ver meende behoeften rijkelijk worden vervuld, en ginds wezenlijke behoeften geheel worden uit het oog verloren. Dat het ccne hoogst mocijclijke zaak is, de zorg door ue Grondwet aan dc Regering voor een regelmatig armbestuur orwelcgd naar belmoren met de redelijke eischen ccncr ganseti vrije beoefening der Christelijke deugd van liefdadigheid overeen te brengen ral door niemand worden ontkend. Maar die zaak. wordt' allcrmoeijelijkst cn bijna onmogelijk als zij met misverstand en vooroordeel te kampen heeft. De onbevoor oordeelde medewerking van allen wordt er geëischt om de maatschappij in veiligheid tc stellen tegen den invretenden kanker van het pauperisme. R. R.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

De IJsselbode (1852) | 1852 | | pagina 1