68
ADRESBOEK van ZUTPHEN.
Thooft, 1867. SecretarisMr. D. J. E. van Löben Seis Ont
vanger, E. J. van der Linden. Ambtenaren van den Burger
lijken standMr. Jb. DamJhr. H. A. D. CoenenMr. L. Ed. Len-
ting en Mr. F. G. Nieuwenhuijs.
De Secretarie is geopend al de werkdagen des morgens van 9
tot 1 ure, des namiddags van 4 tot 7 ure.
Commiesen en Geëmployeerden tér secretarie: J. W. F.
Quanjer, le commies, voor de Comptabiliteit. W. Gerrit
sen, 2e commies, voor de Militie, Schutterij en Patenten. L.
J. v. d. Velde, adjunct ter secretarievoor den Burgerlijken stand
enz. Algem. WijkmeesterD. Croese. Concierge en
BodeA. C. van der Stroom. BodeJ. Schutten.
Uittreksel uit de Stedelijke Verordening op het gebruik en
reinhouden der bruggenstraten en wegen der geyneente
Zutphen, van den 6 Junij en 18 Augustus 1862.
Art. 13.
Het is verboden om mattenvloerkleeden en dergelijke op de straat
iiet klinkerpad of den openbaren weg uit te kloppen of uit te slaan des
voormiddags na tien ure of wel wanneer daas paarden voorbij komen.
Art. 14.
Het is verboden bespannen wagens en karreu of ook losse paarden,
trek-, last- of rijbeesten, op de straat of den openbaren weg te laten
staanzonder een geschikt persoon tot toezigt of bewaking bij de hand
te doen blijven.
Art. 15.
Het baden of zwemmen in de stadsgrachten of andere wateren langs den
openbaren weg en de wandelplaatsen is verboden.
Art. 22.
Het is verboden buiten de vensterramen van bovenverdiepingen hetzij
op den drempel van het kozijn of anderzins, hetzij op een aldaar aauge-
bragte plank, bloempotten te hebben, tenzij door stevig hout- of ijzerwerk
beveiligd tegen het naar beneden vallen.
Art. 23.
Het is verboden op de stratenpleinen, wandelplaatsen en openbare wegen
in de gemeente zoogenaamde slierbanen te maken of daarop te slieren.
Art. 24.
Het is verboden op de straten, pleinen of openbare wegen der ge
meente, zoogenaamde vliegers of draken op te laten.
i_s_
ADRESBOEK van ZUTPHEN. G9
Art. 25.
Het is verboden aan de hoornenheggen en andere voorwerpenlangs
de openbare wegen, netten, waschgoed of iets dergelijks te hangen.
Art. 26.
Het is verboden zoogenaamde belletjes te maken, of deuren en schut
tingen te bekrassen of te beschrijven.
Art. 27.
Ieder ingezetene zorgt dat ten minste drie malen 's weekste weten
DingsdagsDonderdags en Zaturdagsdes namiddags vóór drie ure (uit
gezonderd op de vier groote najaarsmarkten, als wanneer zulks vóór des
namiddags vier uur moet geschieden) de straat, markt of plein vóór en
langs zijne where, ter helfte toe geveegd en ten minste eenmaal 's weeks
en wel des Vrijdags of Zaturdags, des namiddags vóór drie ure, het klin
kerpad behoorlijk geschrobt zijzijnde het echter niet geoorloofd de kei
straat te schrobbendan alleen bij gelegenheid der vier groote najaars
markten op de markt en daarop uitkomende straten.
Art. 28.
Alle drek of vuiluis daarvan afkomende, zal geenszins op hoopen mogen
geveegd maar behoorlijk in bakken moeten opgeschept en deze tegen den
muur der huizen, die het aangaat, gezet wordeu. De bewoners van de
markt en daarop uitkomende stratenzijn bij gelegenheid van de vier
groote najaarsveemarkten hiervan vrijgesteld en kunnen op die dagen vol
staan, met de drek en vuilnis midden op de straat aan hoopen te vegen.
Art. 29.
'Ieder ingezetene zal daarenboven op de in art. 27 gemelde tijdstippen
en voorts zoo dikwijls als zulks door een beambte der politie zal wordeu
aangezegdvóór en langs zijne where de goot moeten schoonmaken. De
daarvau afkomende drek mag niet voor de where van den buurman ge
veegd maar moet in de art. 28 vermelde bakken opgeschept worden.
Art. 33.
Het is verboden de roosters van de zinkputten op te ligten of iet»
daarin te werpen.
Art. 34.
Ieder ingezetene is gehouden om het gras vóór-, op-of langs zijne where
ter halver breedte van de straat te doen uitwiedeu, om alles wat aan de
zindelijkheid der straat of aan de passage hinderlijk kan zijnweg te rui
men en eindelijk om bij gladde straten zand of asch te strooijeneen en
ander binnen den tijd, telkens daartoe bij openbare afkondiging, door
middel van omroeping, door den burgemeester te bepalen.
Art. 35.
Bij droog weder is ieder verpligt om bij het vegen der straat het stui
ven te voorkomendoor dezelve voor- en langs zijne where vooraf te
begieten of te besprengengelijk mede omna het uitscheppen der goot
deze met het noodige water af te spoelen, uitgezonderd alleen dan, wan
neer de stadspompen gesloten zijn.