92 ADRESBOEK van STAD-DOETINCHEM.
Anueveldt (E. J.), schoenmaker.
Ankersmit (I. E. J.)leerlooijer.
f Ankersmit (O. A.), hoopman.
Arendsen (E.), touwslager.
f Baerts (J. G. R.), gepens. directeur der belastingen.
Baerts (J. W. R. Tilanus)controleur der belastingen.
Bartkolomeus (J.) metselaar.
Bartkolomeus (B. J.), metselaar en zeef lenmaker.
Bartholomeus (E. H.)metselaar.
-f- Becking (A, J.), molenaar en winkelier.
Becking (H. J.) verwer.
Beks (H. J.), schoenmaker.
Beks (S.)schoenmaker.
f Bentfort (J. J. E.)stads med. doctor.
-f- Berendsen (H. B. A.)pastoor.
f Berendsen (T.) molenaar.
Bergervoet (J.), barbier.
Besseling (G.)koperslager en winkelier.
Beulink (B.)kuiper en kruidenier.
-f- Beijerinck (W. C.), opzigter bij 'sRijks waterstaat.
Bloemendaal (G. J.)metselaar.
Blom (H.)verwer.
Blom (M. W.)loodgieter en leijendekkeragent Tielsche brand
waarborg maatschappij.
Blom (wed. H., geb. van Triest.)
Bruin (dames B. en G. J. P. de).
Bussink (C.)timmerman.
f Bitters (B.), smid.
f Boddendijk (B. L. Coninck), koopman.
Breuker (G. J. G.), kleermaker.
Breda, geb. Sagleven (wed. J. E. van)
j- Bruggencate (B. ten)apotheker
Bruil (D. J.)smid.
f Bruil (M.), in kruideniersijzerwaren en manufacturen.
ADRESBOEK van STAD-DOETINCHEM.
Bulten (E. J.)smid.
Buiterman (B. M.)broodbakker.
f Buiterman (G. A.)smid.
f Burgers (J.)gep. luit. kolonel.
f Burgers (L. A.)gep. kapitein.
f Bussink (D. J.)landbouwer.
f Buijs (S. M.), brood-, koek- en banketbakker.
f Cappelle (E. van), rector der Latijnsche school.
Cappclle (J. P. van)boekhandelaar.
f Coeverden (Mr. J. T. van)kantonregter.
Colenbrander (H.), timmerman.
f Coolhaas (W.)particulier.
-j- Coops (B.)broodbakker
f Coops (C. E.), brood-, koek- en banketbakker
j- Coops (D.)gemeente-ontvanger.
-f- Coops, Bzoon (H.)broodbakker.
Coopsgeb. Coops (wed. H.).
-f- Coops (H. H. T.), gep. vice-admiraal.
Coops (J. M.), wijnkooper.
Coops (K.)olieslager.
Coops, geb. Kindermann (wed. P.).
Delsink (S.), klompenmaker.
Derksen (A.), mandenmaker.
•j- Dicker (W. S.), rijtuigverhuurder en vrachtrijder
Diest (freule I. C. van).
Dillen (G. van), stoelenmaker.
Dillen (J. van), timmerman.
f DijckerMzoon (S.)landbouwer.
Eelde (C. M. van)particulier.
■j- Eerligh (H. J.), wethouder.
j- Eerten (B. J. Westerbeek van), Geref. Predikant,
■f Eibers (H.)timmerman en winkelier.
Enck (J. F.), broodbakker.
Eaassen (H. W.), schoenmaker.